Ketelhuis met schoorsteen
Bennebroekerweg 34, RijsenhoutToen Stadsherstel de kans kreeg om een ketelhuis met een 25 meter hoge schoorsteen te redden van de sloop, heeft ze alles op alles gezet om hiervoor de benodigde fondsen bij elkaar te krijgen. Het ketelhuis stond middenin een verwaarloosd kassencomplex in het tuindersgebied van Rijsenhout. Met de komst van een nieuwbouwwijkje leek dit overblijfsel van de plaatselijke geschiedenis verloren te gaan. Nu krijgt het een ereplaats in het parkontwerp. Ook in onze bonte monumentenverzameling heeft dit unieke en charmante monumentje met Amsterdamse School stijlinvloeden een speciaal plekje bemachtigd.
Een weduwe en haar zonen vestigden zich hier als eerste tuinder
Toen dankzij de Landarbeiderswet van 1918 landarbeiders met overheidshulp een stukje grond met een eigen woning konden verwerven, vestigden zich op de grens van de drooggelegde Haarlemmermeer en het oude veengebied de eerste kleine kassenbedrijfjes. Het dorp dat hier ontstond en eerst als Aalsmeerderbuurt-Zuid bekend stond, heet sinds 1960 Rijsenhout, naar een eiland dat in de 18e eeuw verzwolgen is door de ‘Waterwolf’, de bijnaam voor het woeste water- en landvretende Haarlemmermeer. In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw zou het uitgroeien tot een tuinbouwgebied met grootschalige kassencomplexen.
Het eerste tuinbouwbedrijf dat zich hier in de Haarlemmermeer vestigde was dat van de weduwe G. Maarse-van Oorde en haar twee zoons Klaas en Willem die in 1929 een stuk grond van één hectare kochten aan de Bennebroekerweg. Zij brachten hun eigen kassen mee vanuit Aalsmeer, waar ze vandaan kwamen. Ze lieten een woonhuis in Amsterdamse Schoolstijl bouwen met daarachter een ketelhuis met schoorsteen, dat voor de verwarming van de omliggende kassen, waarin tuinplanten werden gekweekt, moest zorgen.
Vroeger een bos van schoorsteenpijpen, nu een zeldzaamheid
De opkomst van fabrieksschoorstenen hangt nauw samen met die van de stoommachine in de 19de eeuw. In het ketelhuis werd stoom opgewekt door de verbranding van kolen, turf, olie of gas. Het stoom werd gebruikt om machines aan te drijven of, zoals in dit geval, warmte te leveren. De schoorsteen diende voor de afvoer van verbrandingsgassen en had een aanzuigende werking. Lange tijd waren fabrieksschoorstenen een symbool van welvaart en vooruitgang. In Nederland alleen al zijn er sinds circa 1860 ruim 11.000 gebouwd.
Rond 1900 werd steenfabrikant en schoorsteenbouwer De Ridder opgericht die nu – als enige nog bestaande schoorsteenbedrijf in Nederland – de naam Schoorsteenbouw Harm Meijer BV heeft. Samen met Canoy-Herfkens uit Venlo-Tegelen was De Ridder bepalend voor de schoorsteenbouw in Nederland in de 20e eeuw. Beide bedrijven produceerden hun eigen (gemerkte) radiaalstenen en waren verantwoordelijk voor het grootste deel van de in Nederland gebouwde industriële schoorstenen. Alleen al in Aalsmeer bouwde De Ridder tussen 1911 en 1961 tweehonderd schoorstenen.
Door de veranderende productieprocessen raakten de schoorstenen buiten gebruik en werden ze in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw op grote schaal gesloopt. Landelijk zijn er nog zo’n 600 à 700 over; in de Haarlemmermeer – waar vele, vooral kleinere schoorstenen stonden – is vrijwel geen enkele schoorsteen gespaard gebleven.
Oorspronkelijk werd er gestookt op zware stookolie. De 25 meter hoge schoorsteen heeft twee rookkanaalaansluitingen voor de afvoer van de rookgassen van twee stoomketels. De schacht is ter versteviging voorzien van 12 stalen trekbanden met opgelaste spansloten. En in- en uitwendig is de schoorsteen voorzien van stalen klimijzers.
Het ketelhuis en de schoorsteen zijn ontworpen door de Aalsmeerse architect W. Maarse jr. (geen familie van de weduwe). Het ketelhuis is sober vormgegeven, zoals te verwachten valt bij een functioneel gebouw. Toch duiden enkele metselwerkornamenten op stijlinvloeden van de Amsterdamse School. Zoals de horizontale geleding door de wijze van voegen (dunne platvolle stootvoegen en gewone terugliggende lintvoegen), de betonlateien boven gevelopeningen en de uitkragende randen en dakranden met een houten overstek van circa 40 centimeter.
De oorspronkelijke voorgevel bevatte onder een doorlopende betonlatei een ijzeren aschdeur, een houten toegangsdeur en een ijzeren venster met drie keer drie ruitjes. Deze laatste twee zijn in de loop der tijd vervangen door een grote pui – met ramen, een deur en ventilatieroosters – die de oorspronkelijke betonlatei en het siermetselwerk doorsnijdt. Een reconstructie van de oorspronkelijke situatie is door deze aantasting niet goed mogelijk. De doorbraak van latere datum zal de uitnodigende entree van het ketelhuis vormen.
Bij de schoorsteen zien we de Amsterdamse School invloeden terug in de gemetselde kop. De radiaalstenen waarmee de schoorsteen is opgebouwd zijn van reeds genoemde firma De Ridder, die ook de aannemer van het werk was.
Het ingebouwde monumentje komt nu veel beter tot zijn recht
Veel van de oude, in onbruik geraakte tuinbouwkassen raakten steeds verder in verval terwijl de gemeente Haarlemmermeer de wens tot uitbreiding had. Dit viel echter nog niet makkelijk te combineren met de nabijheid van Schiphol en de wettelijke beperkingen die dat met zich meebrengt. Een uitspraak van de Raad van State in 2020 maakte de bouw van een woningbouwproject achter de Bennebroekerweg mogelijk, een kleinschalig woonhof rondom een groen park.
De schoorsteen werd al snel een gemeentelijk monument en moest behouden blijven. Het oude ketelhuis had aanvankelijk echter niet deze beschermde status, zodat sloop voor de hand lag. Toen Stadsherstel benaderd werd of dit niet een kolfje naar haar hand was, heeft ze de voorwaarde gesteld dat het als geheel bewaard moest worden. Hierop is het ensemble van schoorsteen én ketelhuis als gemeentelijk monument aangewezen. In samenspraak met de projectontwikkelaar heeft het een prominente plek in het hart van het hof gekregen, als een cultuurhistorisch relict dat verwijst naar de geschiedenis van deze regio. Ook een gezamenlijke kas met moestuinbakken zal aan deze periode doen herinneren.
Nadat het ketelhuis en de schoorsteen waren vrijgemaakt van het omringende bouwvallige kassenterrein, kwam het geheel direct al veel beter tot zijn recht. De restauratie van de schoorsteen was een geval apart. De restaurateur is naar boven geklommen om een ijzeren ring aan te brengen vanwaar hij via kabels naar beneden kon afdalen.
Je kon zo van binnen naar buiten kijken
Het van binnen ontzwavelen van de schoorsteen was al opgenomen in de begroting, maar toen de restaurateur naar binnen afdaalde om hiermee aan de slag te gaan, ontdekte hij dat er helemaal geen metselmortel meer aanwezig was tussen de stenen. Je kon zo van binnen naar buiten kijken. Bij het stoken met olie of kolen komt zwavel vrij dat in combinatie met vocht wordt omgezet in zwavelzuur, wat funest is voor het metselwerk: het valt dan als het ware als zand uit elkaar.
De hele schoorsteen is opnieuw voorzien van nieuwe specie en voegen. Dat moest sowieso gebeuren, want voor het voegwerk van de buitenzijde was bij een eerdere opknapbeurt een te harde mortel gebruikt, waardoor de steen schade kon oplopen. De specie die oorspronkelijk gebruikt was en nu weer gebruikt is, is een bastaard specie. Het uithakken van de oude voeg, voor zover nog aanwezig, heeft in totaal 3 dagen geduurd. Dit heeft de restaurateur kunnen uitvoeren zonder de steen te beschadigen.
Ook het hoedje, dat erg slecht was, is opnieuw aangemetseld en de klimijzers, die roestig waren geworden, zijn vervangen door RVS exemplaren. Verder is de toegang beneden voorzien van een stalen rooster voor de beluchting en is er boven een betonnen schijf met ontluchtingsgat geplaatst zodat de schoorsteen onder de beste condities verblijft: droog, maar wel geventileerd.
Vrienden bedankt
De Vrienden droegen bij aan de restauratie van de stalen ramen, de reconstructie van de entree en de restauratie van de schoorsteen.
Vanwege de zeldzaamheid van de schoorsteen als overblijfsel van de lokale tuindersgeschiedenis en door de duidelijke stijlinvloeden van de Amsterdamse School heeft dit onafscheidelijke duo grote cultuurhistorische en architectonische waarde. De toewijzing als gemeentelijk monument was een belangrijke eerste stap voor het behoud. Maar daarmee was Stadsherstel er nog lang niet. Dankzij een subsidie van de gemeente en een korting van de aannemer op de restauratie kwam de haalbaarheid van het project gelukkig al een stuk dichterbij, maar een flinke bijdrage van de Vrienden was onmisbaar.
Het karakteristieke setje krijgt een prominente in de nieuwe woonwijk. Het ketelhuis is herbestemd als kantoorruimte. Hiervoor moesten de enorme ketels eerst verwijderd worden. Een deksel hiervan zal een plekje krijgen in het gebouwtje voor de beleving van de oorspronkelijke functie die het eens had. Ook wordt de oorspronkelijke vide in de begane grondvloer teruggebracht, waarmee de kelder weer daglicht krijgt door de boven de vide gelegen vensters.
Bij de restauratie van het ketelhuis die na de bouwvak ’22 van start is gegaan werd veel aandacht besteed aan duurzaamheid: het pand werd goed geïsoleerd (dak, wanden, vloer souterrain) en de ramen bestaan deels uit isolatieglas en is deels voorzien van achterzetbeglazing. Verwarming gebeurt met behulp van een warmtepomp en de mechanische ventilatie door middel van een WTW (Warmte Terug Win) installatie.
Bronnen:
STIF: Stichting fabrieksschoorstenen
Bestemmingsplan Rijsenhout en omgeving, gemeente Haarlemmermeer (januari 2014)
Bouwhistorische verkenning (Leon Sebregts, 2021)
Redengevende beschrijving van het gemeentelijk monument (Bureau Helsdingen en Stichting Fabrieksschoorstenen, 2020)
Willemmaarsehof
Aan dit project hebben meegewerkt:
Aannemersbedrijf Holleman Santpoort
Schoorsteen- en Ovenbouw Harm Meijer BV
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
Gemeente Haarlemmermeer
Aannemersbedrijf Holleman Santpoort
Vrienden van Stadsherstel