Nieuwezijds Voorburgwal 93
Nieuwezijds Voorburgwal 93, AmsterdamHier woonde Louys Craijers, de voogd van Spinoza en van Rembrandts zoon ten tijde van diens faillissement. Dankzij deze Craijers weten we dat de kunstschilder ongeveer ƒ 1.600,- verdiende met het maken van zijn enige schuttersstuk De Nachtwacht. Zouden Rembrandt en zijn zoon in dit huis hebben geluisterd naar Craijers deskundige én slimme juridische advies waardoor een deel van de nalatenschap kon worden veiliggesteld en Rembrandt zich kon toeleggen op waar hij het beste in was: schilderen?
De kistenmaker had drie panden op de hoek Nieuwezijds Oostervoorburgwal
Het huidige Nieuwezijds Voorburgwal 93 bestaat uit twee panden, het hoekpand – met voorheen nummer 95 en de naam ‘De Prins van Oranje’ – en het pand ernaast. Bij verkoop van het buurpand Nieuwzijds Voorburgwal 91 in 1565 blijkt kistenmaker Aem Claeszn eigenaar van het belendende huis met kelder, en van een huis aan de St. Nicolaasstraat 58. Na zijn overlijden blijkt in 1579 dat hij ook het hoekhuis in bezit heeft. Zijn drie kinderen Willem (20 jaar), Hillegont (18 jaar) en Michiel (14 jaar) erven de drie huizen.
Cornelis Henricxszn Basgen is van 1590 eigenaar tot zijn erven het in 1643 verkopen aan Gerrit Janszn, binnenlandsvaarder. In 1654 verkoopt hij het weer aan Barent Engelbrecht en na zijn overlijden verkoopt zijn zoon het in 1676 aan brandewijnverkoper Jochem Mastijn. Zijn weduwe en haar nieuwe echtgenoot verkopen op hun beurt de helft van het pand aan Catharina Luers. Zij is als kleindochter en enige erfgename van Jochem’s eerste echtgenote dan al in bezit van de andere helft. In 1694 verkoopt ze het pand aan de makelaar in suiker in ruste Pieter van den Ende, die van ƒ 1.500,- rentenierde aan de Leliegracht.
Deze man kwam op voor de belangen van twee bekende namen
In de jaren zestig van de 17e eeuw wordt op dit adres Louys Craijers (1623-1677) vermeld, advocaat en curator bij de Amsterdamse Weeskamer. Deze Weeskamer, opricht in 1468, was bedoeld om de erfenissen van weduwen en wezen te beschermen.
In 1656 werd Craijers aangesteld als voogd van de filosoof Baruch Spinoza (1632-1677), die zich als minderjarige (in die tijd jonger dan 25 jaar) onder de Weeskamer liet plaatsen om zo te worden ontslagen van het aanvaarden van de erfenis (lees: schulden) van zijn vader. Crayers vroeg het Hooggerechtshof met succes om officiële ontheffing. Spinoza bleef onder curatele van de Amsterdamse Weeskamer tot hij in 1658 meerderjarig werd. Craijers bleef nog twee jaar verantwoordelijk voor zijn financiën.
Ook in 1658 wordt hij aangesteld als voogd over Rembrandts zoon Titus, voor wie hij de belangen waarneemt tijdens het faillissement van zijn vader. In de buurt doet Craijers navraag wat de schutters Rembrandt betaald hebben voor hun vereeuwiging op De Nachtwacht, om zo het erfdeel van Titus te kunnen vaststellen.
Onder deze geportretteerden Barent Harmenszn., die destijds op nummer 91 woonde en Jan Adriaenz Keijser, wijnkoper en de latere kastelein van de Handboogdoelen. Een exact adres van hem is niet bekend, maar mogelijk woonde hij in een van onze panden, namelijk aan de Voorburgwal bij de ‘Sinter Claesbrugge’.
Rembrandt verdiende ƒ 1.600,- met de Nachtwacht
Het is Jan Pietersz Bronckhorst van nummer 94, die een bescheiden plek op het doek inneemt, die jaren later in 1659 op verzoek van Craijers weet te vertellen dat zestien schutters Rembrandt ieder circa honderd gulden betaalden om deel te mogen uitmaken van het tafereel, een bedrag waarvoor je destijds een huis in de Jordaan kon kopen:
“tot sestien int getall in een schilderije, nu staende op de groote sael in de Cloveniersdoelen ende dat yder van hen, nae de geheugenisse, die hij attestant daer noch aff heeft, van schilderen wel heeft gecost dooreen de somme van hondert guldens, d’een wat meer d’ander wat minder, nae de plaets, die sij daer in hadden.”
Craijers is een deskundig en slim juridisch adviseur want Titus en zijn stiefmoeder Hendrickje Stoffels beginnen een kunsthandel, gespecialiseerd in het werk van Rembrandt. Rembrandt komt in dienst van zijn zoon tegen kost en inwoning, wat de schuldeisers op afstand houdt en zo kon Rembrandt meesterwerken als De Staalmeesters en Het Joodse Bruidje blijven schilderen.
Craijers, die zelf waarschijnlijk voor zijn diensten betaald is met een schilderij van Rembrandt, zorgt ervoor dat de nalatenschap van Titus – die in 1665 meerderjarig wordt verklaard – goed geregeld wordt. Maar lang kan hij er niet van genieten: Titus overlijdt in 1668 aan de pest.
Dochter en kleindochter wonen bij de weduwnaar in
Rond 1880 is hier Johannes Eschler gevestigd. Hij is hier waarschijnlijk na het overlijden van zijn vrouw Johanna Gerretta Loué (1817-1878) komen wonen, want enkele maanden daarna is hij verhuisd vanaf nummer 144. Dochter Hendrika Gozewina verhuist met hem mee en in november 1879 wordt kleindochter Johanna Maria geboren. De vader van de kleine Johanna staat niet ingeschreven op dit adres maar wel worden er in de daaropvolgende jaren nog twee zoons geboren, waarvan er één binnen een jaar overlijdt.
Eschler is taalmeester die al vanaf zeker 1855 adverteert met taallessen. Ook vanuit dit pand gaat hij door met lesgeven, er zijn meerdere advertenties te vinden waarin hij zijn diensten aanbiedt in zowel de Fransche taal als ‘proper english’. Voor 60 privé lessen rekent hij ƒ 25,- in 1879, drie jaar later is dit bedrag verdubbeld. Op 21 maart 1882 staat nog een laatste advertentie in de krant, maar de dag ervoor is hij overleden.
Begonnen met een hondenkar en ezelswagentje
In het begin van de vorige eeuw waren diverse kranten gevestigd aan de Nieuwezijds Voorburgwal, zoals De Tijd, Het Algemeen Handelsblad, De Telegraaf en – op nummer 91 – Elsevier. Maar na de Eerste Wereldoorlog waren hier ook talrijke bodediensten. Deze bodehuizen waren kleine distributiecentra, transportbedrijven die de goederenoverslag verzorgden. Beide bedrijfstakken zouden hier uiteindelijk verdwijnen omdat het vele en zware vrachtverkeer voor overlast en opstoppingen leidden in de binnenstad.
Op nummer 93-95 was tenminste tussen 1941-1946 Bestelhuis de Onderneming gevestigd. Oprichter was de Castricumse Cees Steeman, die in 1890 lopend met een hondenkar en later met een ezelswagentje, driemaal per week een dienst op Alkmaar onderhield. Door weer en wind, bij regen en sneeuw vervoerde hij langs dikwijls vrijwel onbegaanbare wegen petroleum en zeep op bestelling. Om te ontkomen aan het hoge tolgeld bij Heiloo maakte hij vaak nog een omweg via Limmen. In tegenstelling tot andere vrachtrijders beperkte hij het ‘aanleggen’ bij klanten voor een borreltje: het gezin en de zaak stonden voorop.
Het bedrijf groeide en toen Cees de zaken niet meer kon combineren met zijn boerderij nam zijn jongste zoon Johan (Jo) de vrachtdienst over. Karren maakten plaats voor auto’s en Jo stichtte in Amsterdam bestelhuis De Onderneming, dat na tal van verbouwingen en vernieuwingen uitgroeide tot een van de belangrijkste bestelhuizen van Amsterdam.
Net als het hele rijtje 87-95 komt ook dit pand in bezit van textielgroothandel G. van Wees en Weiss N.V., die het weer verkoopt aan de beruchte huizenhandelaar Tabak. Na een troosteloos hoofdstuk van krakers, drugsoverlast en een grote brand die bijna het hele blok in de as legt verkopen de erven van Tabak de restanten aan de firma Renac, die het in 1978 na langdurige onderhandelingen aan Stadsherstel verkoopt.
In 1985 is dit pand gerestaureerd als onderdeel van het project Blaeu Erf, destijds ons meest omvangrijke project en vernoemd naar de wereldberoemde kaartenmakers die hier in de buurt woonden en werkten. Veel van de oorspronkelijke bebouwing heeft in de vorige eeuw plaatsgemaakt voor kantoren, maar gelukkig heeft de gevelwand van dit rijtje, gelegen om de hoek van de Nieuwe Kerk, haar oude uitstraling behouden.
Inmiddels zit in dit dubbelpand al lange tijd Argentijns familierestaurant St. George. Met liefde bereiden zij de heerlijkste gerechten uit de Argentijnse keuken, authentiek gekruid en bereid op de met houtskool gestookte grill. En zo schijnt het zonnetje van de Argentijnse vlag ook een beetje in hartje Amsterdam, in het historische pand en op het ruime terras.
Meer informatie op hun website: Restaurant Café St. George
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Beleef de Nachtwacht
Blaeu Erf, het restauratieproject van Stadsherstel, uitgave door Vereniging Vrienden van Stadsherstel, 1984
Delpher
Mens en Monument, 25 jaar Stadsherstel Amsterdam, Jaap Balk e.a., 1981
Oud Castricum
Spinoza Web
Stadsarchief Amsterdam
Taco Tichelaar, Rembrandt van Rijn, de aankoop van een pand en de boedelafstand
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect G. De Klerk / Stadsherstel
Restauratieaannemer H.J. Jurriens B.V.