Hoogte Kadijk 99
Hoogte Kadijk 99, AmsterdamDit vier-raams dwarshuis aan de Hoogte Kadijk behoorde bij een werf, daarna was er sprake van sloop maar gelukkig hebben we het kunnen restaureren en staat het er nog steeds. In dit huis woonde o.a. een hellebaardier die het Entrepotdok bewaakte. Grappig detail dat dit pand later, qua restauratie, ook weer een link met het Entrepotdok zou krijgen.
Tot aan de Nieuwe Vaart
Op oude kaarten en eigendomsgegevens is te zien dat de bebouwing ter plaatse van rond 1700 dateert en meest scheepswerven zijn, waarvan de erven doorlopen tot de Nieuwe Vaart. In de vroegste aktes is sprake van een opstal ‘Het Meehuys’ op nummer 97-99. Het Meehuys stond op stadsgrond; daarvoor moest ƒ 40 per jaar huur betaald worden.
Op deze werf bouwden scheepstimmermannen boten voor verschillende doeleinden. Ook heden bestaat het vak scheepstimmerman nog steeds, maar de scheepstimmerman van nu is vooral meubelmaker, de man die aan de afwerking van een schip meewerkt. Een enkeling is nog scheepsbouwer, maar dat is niet de scheepstimmerman die de houten schepen van vroeger vanaf het begin opbouwde.
Als regel begon de scheepstimmerman zijn werk als krullenjongen op een werf. Hij was o.a. belast met het inzamelen van krullen, spanen en ander afvalhout zodat de kachel in de loods kon worden gestookt als het koud was. Hij moest ook het houtvuur onder de pekketel aanmaken en onderhouden (hij werd daarom ook wel pikjongen genoemd). Vloeibaar pek was nodig om de naden aan te gieten of om bij het breeuwen te gebruiken. Men leerde door hard te werken, zijn ogen goed de kost te geven en werd zo van leerling uiteindelijk meester.
Hoe word je meester scheepstimmerman
Aan de meester scheepstimmerman werden zwaardere eisen gesteld dan aan een gewone timmerman. Die laatste heeft veelal te maken met haakse constructies, maar in de scheepsbouw was dat niet zo. Destijds werden al die schepen uit het hoofd gebouwd!
Uiteraard waren er verschillende soorten arbeid nodig voor het bouwen van een (groter) schip. Vóór de uitvinding van de houtzaagmolens zaagden de kraanzagers de balken. Het waren de scheepstimmerlieden die daarna het “fijnere” werk verrichtten. Men gebruikte daartoe een groot assortiment aan gereedschappen zoals de dissel (een soort platte bijl), verschillende soorten schaven zoals de voorloper en de korte en de lange rijschaaf.
Verder de avegaar (een soort boor), verschillende maten spijkerboren die met een booromslag werden aangedreven, beitels, hamers en zagen. Ook de zwei (zwaaihaak) was zeer belangrijk.
Een scheepstimmerman moest vele houtverbindingen kennen en bij de constructie ervan was uiterste nauwkeurigheid vereist. Een kleine fout kon immers een duur stuk hout, dat reeds de nodige voorbereidingen had ondergaan, onbruikbaar maken.
Onze Hellebaardier bewaakte het complex
In 1851 had het oude werfhuisje nog steeds bewoners die een link hadden met de scheepvaart, zo was W. de Vries zeevarende. Maar in 1864 woonde hier iemand die te maken had met de nieuwe ontwikkelingen van dit gebied. De bewoner was A.M. de Veer en hij was hellebaardier aan het entrepotdok . Zij werden bewaakt door een eigen korps: de hellebaardiers. In 1970 werd dit korps afgebouwd en opgeheven.
Het Entrepotdok ligt evenwijdig aan de Hoogte Kadijk, tegenover Artis. Het bestaat nu uit 84 monumentale pakhuizen. De oudste zijn na 1708 gebouwd. Van 1827 tot 1895 konden in dit entrepot goederen tijdelijk worden opgeslagen, zonder dat daarover invoerrechten hoefden te worden betaald. Men hoefde pas accijns te betalen op het moment dat de goederen op de markt werden gebracht. Het complex werd daarvoor geheel afgesloten. Stadsarchitect Jan de Greef ontwierp het poortgebouw aan het Kadijksplein. Het bouwjaar staat in Romeinse cijfers in het fronton, aan beide zijden geflankeerd door de staf van Mercurius, god van de handel.
Na het passeren van de poort komt men bij een inmiddels dichtgezette galerij, waarachter de administratieve ruimten lagen. Het L-vormige poortgebouw werd bewaakt door hellebaardiers, zoals onze bewoner van de Hoogte Kadijk, en bevatte ook de woningen van de directeur en een hoofdambtenaar. De hellebaardiers hadden hun onderkomen aan het water.
Dit vierraams dwarshuis aan de Hoogte Kadijk behoorde eind 18e eeuw bij een werf, daarna was er sprake van sloop, maar gelukkig hebben we het kunnen restaureren en staat het er nog steeds. Architect van dit pand en onze drie buurpanden was Joop van Stigt, die ook voor een geweldige metamorfose van het Entrepotdok gezorgd heeft.
In de jaren 70 van de vorige eeuw was het hele gebied verpauperd. Toen ontstond het idee om de pakhuizen aan het Entrepotdok te herbestemmen voor woningen en kleinschalige bedrijfsruimtes.
Het was het eerste grote Nederlandse project waar sociale woningbouw werd gerealiseerd in een monumentaal casco. De pakhuizen waren erg diep en zijn uitgekernd. Bij het uitkernen is in het midden van het gebouw een deel weggebroken, waardoor er twee panden en een binnenstraat ontstaan. De zo ontstane Binnenkadijken bovenop de eerste bouwlaag zijn openbaar toegankelijk.
Het plan tot restauratie van de pakhuizen in de jaren ‘80 was de aanjager om het gehele Kadijkseiland op te knappen.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher
bcentrepotdok.nl/geschiedenis/
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: J. van Stigt
Restauratieaannemer: M.J. de Nijs en Zn. BV.