Vinkenstraat 55
Vinkenstraat 55, AmsterdamDit 17e eeuwse huis is ooit eigendom geweest van een varensgezel uit Zeeland, maar heeft blijkbaar ook een verbinding gehad met een Straatvaarder, want in 1698 staat er een afbeelding van een ‘Straatvaarder’ in de gevel. Wist u dat schippers uit Hoorn en Amsterdam de eersten waren op de vaart naar de Middellandse zee via de Straat van Gibraltar?
Waar de Straatvaarder in de gevel staat
De Vinkentraat ligt niet, zoals andere straten met vogelnamen, in de Vogelbuurt in Amsterdam-Noord, maar in de Haarlemmerbuurt. In 1658 had ons pand waarschijnlijk een gevelsteen, want toen werd het beschreven als “een huis en erf, waar de Stad Ter Veer in de gevel staat”. Het huis behoorde toen bij de boedel van Marretje Martens, weduwe van Lourens Gerritsen. Lourens was varensgezel (matroos) en kwam uit de stad Veere.
Ter Veere, Zeeuws voor Veere, ligt op het voormalige eiland Walcheren in Zeeland. De rijke geschiedenis van Veere blijkt uit de vele monumenten die het kleine stadje heeft en die Lourens Gerritsen als inwoner gekend moet hebben, zoals bijvoorbeeld de Grote Kerk uit 1348 en de Campveerse Toren, gebouwd als een deel van de stadsverdediging rond 1500.
Rond 1698 werd ons pand aan de Vinkentraat beschreven als: ‘waar de Straatvaarder in de gevel staat’. Koopvaardijschepen die rond het begin van de 16e eeuw op weg gingen naar landen rond de Middellandse Zee om handel te drijven, werden Straatvaarders genoemd, naar hun route langs de Straat van Gibraltar. De Straatvaarder lijkt op een ‘galjoot’ en was een zeegaand vrachtschip en had drie masten. Ook aan het begin van de 18e eeuw werden deze schepen nog veel gebruikt.
Schippers uit Hoorn en Amsterdam waren de eersten
De meeste handel vanuit de Nederlanden naar het Middellandse Zeegebied gebeurde aanvankelijk over land, via steden als Keulen en Augsburg. Rond 1590 veranderde dat, en daar waren verschillende redenen voor. Door de Slag bij Alcântara (vlakbij Lissabon) in 1580, was de Nederlandse handel richting Indië afgesneden. Ook kwamen, door de Val van Antwerpen in 1585, veel Vlaamse kooplieden en handelaren naar ons land. Zij leverden nieuwe impulsen aan de Republiek door de voor ons nieuwe kennis die zij meenamen.
En door de Tachtigjarige Oorlog werd de route over land naar het Middellandse Zeegebied in het algemeen minder aantrekkelijk. Maar ook de hongersnood in 1590 in Italië en omliggende kustgebieden, waardoor de graanprijzen enorm stegen was reden voor de Straatvaart. Amsterdam was een stapelmarkt en had graan uit het Oostzeegebied in overvloed, waardoor het enorm profiteerde van deze situatie. Nog een stimulerende factor voor de opkomst van de Straatvaart was een routebeschrijving van Willem Barentsz, getiteld Beschryvinghe ende Caertboeck van de Midtlansche Zee uit 1595, die door schippers gebruikt werd en hen van goede informatie voorzag.
De eerste Straatvaarders kwamen uit Hoorn. Maar al bij het begin van de 17e eeuw waren ook in Amsterdam zo’n zeshonderd Straatvaarders actief. Vaak werden deze handelaren zeer rijk, want de handel op het Middellandse Zeegebied was bijzonder lucratief.
Een winkelwoonhuis
Vinkentraat 55 is gesitueerd op de hoek met de Binnen Oranjestraat. Opvallend is de afgesneden hoek in het huis. Dit zag je vaker bij hoekhuizen. Het stamt uit de tijd dat men met koetsen door de straten reed. Als een paard de bocht niet wijd genoeg nam, maakte de koets een nog smallere bocht en kon dan een hoekhuis schampen. Door de hoek ‘eruit te snijden’ voorkwam je dit probleem. Soms ligt er ook wel met hetzelfde doel een grote steen voor een hoekhuis, een zogenaamde schampsteen.
Ons huis heeft een pothuis, daar werd in 1686 al melding van gemaakt in het precarioregister. Er moest f 2,- worden betaald voor de twee regenbakken, een secreet (toilet) en een pothuis. Later kregen deze gebouwtjes ook andere functies zoals opslagruimte of werkplaats voor ambachtslieden.
In 1742 woonde er de kaarsenmaker G. van Dorsten, die er f 180,- huur betaalde, en in 1750 zat er een kruidenierszaak. In 1851 woonde er een winkelierster in het huis met achterkamer en in 1864 een gruttersknecht, zijn vrouw was ook winkelierster. In 1879 werd het huis gedeeld: H. Kodde, die tapper was, deelde het huis toen met een koopman.
Een verstandshuwelijk waardoor ze financiële handelingen kon verrichten
In 1906 wordt er door de Elisabeth Otter-Knoll stichting een vergunning aangevraagd voor het veranderen van het perceel en het aanleggen van een beerput. Johanna Elisabeth Sophia Otter-Knoll (Utrecht 1818 – Amsterdam 1900) was de oprichtster van de Stichting. Deze stichting verzorgde huisvesting voor oudere dames uit de deftige stand.
Ze was de dochter van Isaac Knoll (1785-1856), legerkapitein, en Johanna Hester Smith (1788-1821), hofdame. In december 1847 trouwde ze op bijna dertigjarige leeftijd met de 45-jarige Adolph Fortgens Otter (1803-1858), scheepsmakelaar en scheepsassuradeur, toen al een vermogend man. Na het overlijden van haar man erfde Elisabeth een monumentale pand aan de Kloveniersburgwal 97 in Amsterdam, veel waardepapieren en 184.000 gulden in contanten. Later zou ze ook van heel veel familieleden een vermogen erven. Van haar vermogen verstrekte zij hypothecaire leningen en ze verhuurde huizen.
Ze hertrouwde met Hendrik Luëssen (1822-1887), predikant. Het huwelijk werd gesloten op huwelijkse voorwaarden en was vooral een verstandshuwelijk. Zij bleef wonen in Amsterdam, hij in Wijk aan Zee. Zij steunde financieel de diaconie van haar mans gemeente, hij stelde haar in staat financiële handelingen te verrichten. Beide huwelijken van Elisabeth Knoll bleven kinderloos. Ze overleed op 20 november 1900. Het grafmonument van Elisabeth Otter-Knoll op de begraafplaats Zorgvlied in Amsterdam is een rijksmonument.
Bij een verkoop in 1973 staat beschreven dat het een beschermd monument is waar herstellingen aan uitgevoerd moeten worden. Als Stadsherstel het pand in 1977 koopt, zijn die herstellingen nog niet uitgevoerd. Het 17e eeuwse huis staat zwaar in de stutten, zodat het niet instort. Het heeft een ingezwenkte halsgevel uit het derde kwart van de 18e eeuw, met fraaie gebeeldhouwde aanzetvoluten (ornamenten aan de linker- en rechterkant van de gevel).
Tijdens de restauratie van dit pand kon de voorgevel worden gered door aan de binnenzijde een schil aan te brengen van beton, goed verankerd aan de gevel, zodat de gevel weer de nodige stabiliteit kreeg. Ook de grotendeels nog aanwezige skeletconstructie kon worden gehandhaafd.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Historiek.net
Velehanden.nl
Wikipedia
Scheepvaart Museum
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: W.J. Klein
Restauratieaannemer: H.J. Jurriens