Met de Vergulde Salm in de gevel

S

Singel 417

Singel 417, Amsterdam

In de eerste helft van de 17e eeuw is hier ‘De Vergulde Salm’ in de gevel uitgehouwen – mogelijk naar een vroege eigenaar die schipper was – maar later heet het ‘De Witte Lely’. Onder de eigenaren een van de eerste horlogemakers in de tijd dat de gewone man nog aangewezen was op de kerkklok en ’s nachts op de Nachtwacht die op het hele uur de tijd omriep.

Ca. 1606
Bouw
1963
Stadsherstel eigenaar
1971
Restauratie
Nu
Woningen & bedrijfsruimtes
Bouw
De Weesmeesters

Gekocht van de rijke Popius Occo

In 1601 werd de stadsmuur rond het Singel afgebroken waarna de vestinggracht geleidelijk een woonbestemming kreeg. In 1606 werden de erven verkocht waarop de latere panden Singel 413-419 zijn gebouwd. Haken- of speldenmaker Wouter Pietersz koopt een erf van 41,5 voet lang en breed aan de straatzijde 17,5 en achter 16,5 voet. Hij is ƒ 50,- jaarlijse losrente verschuldigd aan de erfgenamen van de steenrijke Popius Occo, die daarvoor eigenaar was van deze erven. Van een overdracht van een naastgelegen pand weten we dat het erf in 1610 nog in bezit van Wouter is.

In 1626 koopt Lenaert Cornelisz het huis voor zijn zus Maria of Mary Kornelis. Deze Mary, is in 1614 als weduwe in ondertrouw gegaan met Arent Gerritsz Haen, schipper en weduwnaar. Arent was eigenaar van het huis en erf, dat na zijn overlijden was nagelaten aan vrouw en kinderen. Aangezien het hier een huisverkoping voor de Weesmeesters betreft, zullen de kinderen op dat moment nog minderjarig zijn geweest. De Weeskamer administreerde en beheerde namelijk de bezittingen – waaronder dikwijls huizen – van wezen tot hun meerderjarigheid.

Uurwerken
De Salm

De Beer was een van de eerste horlogemakers

Als Joost de Beer het huis in 1631 koopt van de kinderen van Mary – inmiddels deels meerderjarig – staat er ‘De Salm’ in de gevel: mogelijk een verwijzing naar het beroep van schipper Arent.

De Beer (circa 1560-1636) is orologiemaker, hij maakte zonnewijzers, kompassen en horloges. De eerste zakhorlogemakerijen verschenen rond 1585—1590 en De Beer en de aan hem verwante familie Brant waren de eersten in Amsterdam die zich daarop toelegden.

Al in de 15e eeuw ontstond de behoefte aan een draagbaar, nauwkeurig uurwerk om te navigeren op zee. Het zou nog tot in de 18e eeuw duren voor men vooral in die nauwkeurigheid echt goed geslaagd was. Het vervaardigen was een precies en tijdrovend werkje. In de tijd van De Beer was een horloge dan ook een statussymbool; onbetaalbaar voor de gewone man, die aangewezen was op kerkklokken. Met als voordeel dat iedereen op dezelfde klok keek, zodat nauwkeurigheid van minder belang was.
Het Scheepvaartmuseum heeft een verzilverde (equatoriaal) zakzonnewijzer uit circa 1625 in haar collectie en ook Rijksmuseum Boerhaave in Leiden bezit een zakzonnewijzer van De Beer.

De Beer liet zich in 1602 registreren in de Poorterboeken en ging in 1620 – na eerder gehuwd te zijn geweest met Janneke Jaspers – in ondertrouw met Susanna van Haaght. Kinderen zijn niet bekend uit deze huwelijken.

17e Eeuw
Andere Coucq

Een witte lelie in plaats van een gouden zalm

Bij de boedelinventaris na het overlijden van Joost en Susanna blijkt dat haar broer Jacques van Haecht enig erfgenaam is. Hij wordt omschreven als ‘innocent’, waarmee over het algemeen werd bedoeld: verstandelijk beperkt, ofwel van geboorte ofwel naar aanleiding van bijvoorbeeld een ongeval. Van Jacques en Susanna weten we dat zij afkomstig waren uit Antwerpen uit een bekende familie van schilders, tafereelmakers, schrijnwerkers en kunsthandelaars. Hun vader Jan Van Haecht was tafereelmaker en ook Jacques, die omstreeks 1624 naar Amsterdam uitweek leverde panelen.

In 1638 is ook Jacques overleden en het huis en erf, waar ‘De Vergulde Salm’ in de gevel uitgehouwen is, wordt verkocht voor ƒ 3600,- waarbij 1/3 deel contant wordt afgerekend en de andere derden per mei en Allerheiligen het daaropvolgende jaar voldaan moeten zijn.

Meester Salomon de la Voye (ca. 1603-1673), licentiaat in de rechten (een academische graad), wordt eigenaar. In 1630 is hij in ondertrouw gegaan met Judith Coucq, wat toch een stuk chiquer klinkt dan de naam Koek waarmee zij rond 1607 ter wereld kwam. Het stel krijgt tussen circa 1631 en 1646 acht kinderen. In 1682 zijn zowel advocaat Salomon, of Samuel, als Judith overleden en blijkt bij de verkoop van het huis dat er ‘De Witte Lely’ in de gevel staat.

Schuld
Executieverkoop

Niet inbegrepen: van hoenderhoek en uithangbord tot goudleer

Tegen de muur van de achtergelegen Handboogdoelen staan een secreet met afdak, een hoenderhok en een verankerde schoorsteen. De akte is een willig decreet, waarbij het huis “uit den faillieten boedel van Isaack van Buyren” verkocht wordt. Welke relatie er bestond tussen de De la Voyes en Van Buyren hebben we niet kunnen achterhalen, maar duidelijk wordt dat sprake is van een schuld van ƒ 10.551,- die met de executoriale verkoop van dit en een ander pand voldaan kon worden.

Abraham van Liebergen koopt het huis en erf voor ƒ 2820,- privé. In de hoedanigheid van commissaris van de Desolate Boedelskamer is hij als curator ook de verkopende partij. Een aantal zaken zijn uitgesloten van de koop, zoals het goudleer in het voorhuis en de voorkamer met de ‘bestekamer’. Ook het hoenderhok op ‘t loden plat en de kachel zijn eigendom van de huurder. Deze bewoner is Emanuel van Meteren.

Tenslotte is niet inbegrepen het uithangbord met de ijzeren arm, “daer de breuckbanden aenhangen”. Het gaat hier wellicht om een bord van de chirurgijn die zijn praktijk op nummer 415 had en om niet te herleiden reden het bord niet aan zijn eigen gevel kon plaatsen.

Timmerman
Jan Sukkel

Een winst van ƒ 3850,- in een kwart eeuw tijd

De erfgenamen van Van Liebergen verkopen het huis, dan bewoond door Godefrid Vlek, in 1697 aan Joan Feijt, juwelier voor ƒ 5000,-. Het blijft lang in de familie; bij de boedelscheiding van zijn erfgenamen wordt het in 1728 toegewezen aan Simon van Ravensbergen, gehuwd met Hendricia van Loo. In 1742 woont hier makelaar J. Gijsbertsz Verweij. Met een inkomen van ƒ 2000,- en een huur van ƒ 360,- blijft er genoeg geld over voor een dienstbode.

De erfgenamen van Simon en Hendricia verkopen het in 1756. Abigail Lauriers, weduwe van Hendrik Veltkamp wordt eigenaresse voor ƒ 5200,-. In 1764 verkoopt zij het weer, met winst. Loodgieter Pieter de Hoen betaalt ƒ 6000,-. Zijn weduwe Elsje de Milde verkoopt het tien jaar later; eigenaar wordt timmerman Jan Sukkel voor ƒ 5750,-. Weduwe Susanna Piera doet het huis in 1801 over aan Jan van Haren die in Emmerik woont en kort erna de Amsterdamse koopman Le Chevallier zal machtigen om het huis van de hand te doen. De timmerman heeft overigens in de tussengelegen jaren niet stilgezeten: het huis brengt bij verkoop aan Van Haren ƒ 9600,- op en zal dus grondig verbouwd zijn.

Rond 1815 is de weduwe Gerrits eigenaresse. In 1851 is J.Chr. Brandt de hoofdbewoner en kennelijk ook eigenaar van het pand: zijn dochters verkopen het in 1916. In de tussentijd is G.K. Gebhard hoofdbewoner in 1864 en in 1879 is dit J.A. Lindner.

Rol van Stadsherstel
Tandlijst

Het is deze bewoner, kurkenfabrikant Lindner die het pand koopt in 1916. Na zijn overlijden wordt de firma, in 1835 opgericht, voortgezet in 1930 als ‘de Amsterdamse Kurkenfabriek de erven J.A. Lindner N.V.’, die eigenaar van het pand wordt. In 1937 wordt de firma uitgebreid met nummer 419 en een jaar later met de panden 413 en 415. Het bedrijf wordt in 1942 geliquideerd, de enige directeur W. Bos neemt de panden als privépersoon over. Van hem kopen wij de vier panden in 1963; in de akte is opgenomen dat de koper bekend is met de missiven van Bouw- en Woningtoezicht. Na nummers 413 en 419 worden in 1971 dit pand en het buurpand op Singel 415 gerestaureerd.

Dit rijksmonument heeft een empiredeur in een sobere, vroeg 19e-eeuwse gevel met daarboven een zichtbaar puntdakje en een tandlijst: een rij blokjes onder een uitspringende kroonlijst. Volgens de Romeinse architect Vitruvius waren dit bij de oorspronkelijke houten tempels de zichtbare uiteinden van de daksparren en de tandlijst is daarvan de decoratieve vertaling in de architectuur.

Meer informatie

Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amstelodamum 36, 1939, Het Singel tusschen Spui en Heiligeweg, A.E. d’Ailly
Koninklijk Museum voor Schone Kunsten Antwerpen, jaarboek 1990, De Antwerpse tafereelmakers en hun merken, J. Van Damme
Stadsarchief Amsterdam
De Vrije Fries nr. 368, 1970, De Leeuwarder uurwerkmakers en hun werk in het Fries Museum, J.H. Leopold

Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: G. de Klerk
Restauratieaannemer: Kruizinga, G.J. Dijst & zn

Cookie toestemming
Wij gebruiken cookies om uw gebruikerservaring te optimaliseren en het webverkeer te analyseren. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Lees meer over hoe wij cookies gebruiken. Als u akkoord gaat met ons gebruik van cookies, klikt u op "Ok, ik wil verder".
instellingen
Functionele cookies: deze cookies zijn nodig voor een goed werkende website
Analytische cookies: deze cookies worden gebruikt om statistieken van de website bij te houden. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Tevens wordt het laatste octet van het IP-adres automatisch gemaskeerd.