Prinsengracht 25
Prinsengracht 25, AmsterdamPrachtig tegenover de Noorderkerk gelegen en met een heerlijke diepe tuin is dit charmante pand met een bijzondere halsgevel. Met behulp van kleurenonderzoek konden wij het interieur weer in de oorspronkelijke staat terugbrengen. En dankzij een mooie Vriendenbijdrage werden de stucplafonds vakkundig gerestaureerd. Door de bovenwoning te splitsen zijn hier drie woningen gerealiseerd.
Gelegen tegenover de Noorderkerk
In 1623 koopt Henrick Gerritszn, steenkoper, drie erven naast elkaar gelegen aan de oostzijde van de Prinsengracht. Een jaar later verkoopt hij het erf waar later Prinsengracht 25 op zal komen, 17 ½ voet breed en 150 voet lang, aan Symon Roeloffszn. Roeloffszn is dan weduwnaar van Neel Claes; hij gaat in 1618 in ondertrouw met Marry Hendrix uit Ransdorp. In 1645 woont zij nog op dit adres.
De volgende eigenaar/ administrateur die we vinden is Jan Symonszn Lansmaer, van Ransdorp en wonend aan de Herenmarkt. Waarschijnlijk betreft dit een zoon van Symon en Marry. Eind 17e eeuw is mr. Symon van Bronckhorst eigenaar. Hij is een 28-jarige advocaat als hij in 1688 in het huwelijk treedt met Hester van Mollem uit de Heerlijkheid Heemstede.
In 1719 wordt het huis als volgt beschreven: “een huis en een erf aan de Prinsengracht, tegenover de Noorderkerk, naast ‘de Swarte Os’”. Claas Boom betaalt dan ƒ 10.000,- om het pand te kopen.
De koopman Cornelis Lever huurt in 1742 een deel van het huis. Hij heeft twee dienstboden en betaalt ƒ 665,- huur. Zijn inkomen is in die tijd ƒ 4000,-.
De secretaris van Amstelodamum woonde hier
In 1762 koopt Hendrik Taal het huis en erf voor ƒ 15.600,- van de weduwnaar en zoon van Geertruyd Norel. In 1776 verkoopt Taal’s weduwe Aaghjen van Kempen het eigendom met klein verlies voor ƒ 15.200,- aan Margaretha de Nijssen, weduwe van Nicolaas Bleeker. Na haar overlijden wordt het in 1780 alweer verkocht, voor ƒ 17.500,- aan Jan Wesselszn.
In 1851 is Pieter Carel Willem Calkoen de hoofdbewoner van het huis. Hij is touwslager en zeepzieder als hij in 1836 trouwt met Catherine Cornelie van Goens. In 1856 verhuist het gezin naar het Gelderse Oosterbeek waar hij de villa Beau Séjour bewoont, die kunstenaar Christiaan Pieter van Eeghen (1880-1968) in 1870 zal kopen.
Intussen is in 1864 M. Paterachi de hoofdbewoner geworden, die ook zijn connecties in de kunstenaarswereld heeft getuige de aquarel die Jacobus Jan Cremer in 1870 maakt voor “den talentvollen Heer M. Paterachi en Mevrouw Zijn echtgenoot”.
In 1904-1909 woont hier Johannes Christiaan Breen, overtuigd lid van de Nederlands Gereformeerde Kerk en zeer nauw betrokken bij het genootschap Amstelodamum waarvan hij sinds de oprichting in 1900 bestuurslid en van 1907 tot 1927 secretaris is. In 1925 wordt hij tot erelid benoemd.
“In dat grote grachtenhuis kon ik lekker dromen”
In 1925 koopt T. de Greef, hoofdboekhouder het pand. De begane grond wordt in het begin van de Tweede Wereldoorlog gehuurd door naaister Esther Hogentoren. Op 30 september 1942 trouwt zij met kelner Aäron Overste, wiens echtgenote Jansje Smit in juli 1942 is overleden. Esther trekt in bij haar echtgenoot aan de Nieuwe Kerkstraat 155-I hoog. Op 27 augustus 1943 worden beiden vermoord in Auschwitz, zij op 60- en hij op 61-jarige leeftijd.
In 1955 wordt in het huis de kleindochter van De Greef geboren. Zij groeide op aan de Prinsengracht 25 tot ze – waarschijnlijk rond de verkoop aan Stadsherstel in 1963 – verhuisde naar een paar panden verderop. Ze noemt zichzelf een ‘binnenkind’: weinig weerbaar tegen het snelle leven op straat en dromerig. Aan de overkant was de Jordaan, toen nog een echte volksbuurt vol kroegen en winkeltjes, maar zij zat liever binnen: “dat grote grachtenhuis had ik helemaal voor mezelf alleen, waar ik lekker kon dromen en suffen en lezen”. Haar opa, van vaders kant, herinnert ze zich als “altijd in driedelig pak met gouden horloge aan de ketting, die nooit zonder hoed de straat op ging”.
In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw is in het souterrain de atelier-woning gevestigd van beeldend kunstenaar Frits Sieger jr. (1925-2013), zoon van de gelijknamige Amsterdamse School beeldhouwer.
Rijksmonument bestaand uit hoofdhuis, tussenlid en achterhuis
Dit rijksmonument heeft een bijzondere halsgevel met een zeldzaam voorkomende top in Lodewijk XIV-stijl, voorzien van lisenen en van klauwstukken met ruitmotief, een verhoogde lijst met klokvormige topbekroning, een zolder- en vlieringluik.
Het pand is gebouwd rond 1620 en bestaat uit een hoofdhuis, tussenlid en achterhuis. Het hoofdhuis heeft een souterrain, bel-etage, 1e en 2e verdieping en zolder met vliering onder een zadeldak gedekt met oudhollandse pannen met de nokrichting haaks op de gracht. Het tussenlid bestaat uit een souterrain, bel-etage en 1e en 2e verdieping onder een plat dak. Het achterhuis tenslotte bestaat uit begane grond, 1e en 2e verdieping en zolder onder een zadeldak gedekt met oudhollandse pannen en de nokrichting evenwijdig aan de gracht.
Omstreeks 1740 en 1870 is het pand verbouwd. Rond 1740 is de voorgevel gewijzigd en is het achterhuis opgehoogd met een verdieping en kap. Rond 1870 is het trappenhuis verbouwd, is het tussenlid verhoogd en zijn de stucplafonds aangebracht met prefab-lijstwerk en ornamenten in neo-renaissancestijl. Tevens is toen de ruimtelijke indeling van het hoofdhuis tot stand gekomen.
De voorlaatste renovaties hebben plaatsgevonden omstreeks 1964 en 1968, waarbij in hoofdzaak constructief herstel en restauratie is uitgevoerd in het achterhuis en op niveau van het souterrain en de bel-etage van het hoofdhuis. Ook is de voorgevel gerestaureerd, zijn de 19e-eeuwse ramen vervangen door ramen met een 18e-eeuwse roedeverdeling en zijn het zinkwerk en de goten hersteld.
In 1963 verkoopt T. de Greef het pand aan Stadsherstel. Enkele jaren later wordt begonnen met de restauratie. In 2017-2019 zijn de 2e, 3e en zolderverdieping opnieuw gerestaureerd. De bovenwoning is daarbij gesplitst, waardoor het pand nu drie in plaats van twee woningen biedt, alle drie toegankelijk via het entreeportaal op de bel-etage, bereikbaar via de hardstenen stoeppartij.
De benedenwoning beslaat het souterrain en bel-etage van het hoofdhuis én de begane grond en 1e verdieping van het achterhuis. Woning 2 beslaat de 1e verdieping van het hoofdhuis en in het achterhuis de 2e verdieping en zolder. Woning 3 tenslotte bestaat uit de 2e verdieping, zolder en vliering van het hoofdhuis.
Bij de restauratie is het schilderwerk en voegwerk van de voorgevel aangepakt, zijn verrotte balkkoppen hersteld, vloeren en daken geïsoleerd en ranke achterzetramen geplaatst. Met veel zorg en aandacht zijn de gestucte plafonds door een meesterstukadoor gerestaureerd. Waar mogelijk zijn authentieke details in het zicht gehouden. Dankzij kleurhistorisch onderzoek konden originele kleuren worden teruggebracht, waaronder twee kleuren geel.
Het resultaat zijn charmante en comfortabele woningen, met verborgen hoekjes en verstopplekjes, trappetjes, goede oplossingen voor keuken en sanitair en met een prachtig uitzicht op de Noorderkerk.
Vrienden bedankt
De monumentale stucplafonds zijn in 2017 gerestaureerd door een meesterstukadoor. Dit was alleen mogelijk dankzij een mooie bijdrage van de Vrienden.
Word ook Vriend en maak dit soort restauraties mogelijk.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Delpher
Heemkunde Renkum
Joods Monument
Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen, Huygens Instituut
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Architect: R. Witsel
1968-1969:
Restauratiearchitect: Architect Prins
Restauratieaannemer: Aannemersbedrijf Gèkla / Jurriens
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
Vereniging Vrienden van Stadsherstel