Crabbendam
Prinsengracht 8, AmsterdamDit rijksmonument van rond 1670 en gelegen vlakbij de Noordermarkt moet als het goed is, aan haar bewoners en eigenaren veel geluk gegeven hebben. Zó versierd is het met allerlei attributen die voorspoed, weelde, overwinning en overvloed moesten afdwingen. Wij konden het aankopen en restaureerden het succesvol. Dus ons heeft het in ieder geval geluk gebracht.
Huis van een comenijhouder en witwerker
De Prinsengracht, genoemd naar de Prins van Oranje, is de vierde van de vier hoofdgrachten behorende tot de grachtengordel. Wat de aard van de bebouwing betreft zijn de huizen hier het eenvoudigst, al zou je dat niet van de versiering van dit pand kunnen zeggen. Met de aanleg van de gracht werd in 1612 begonnen, op initiatief van burgemeester Frans Hendricksz. Oetgens, naar een ontwerp van stadstimmerman Hendrick Jacobsz Staets en stadslandmeter Lucas Jansz Sinck.
In 1639 staat er al een huis, want dan verkoopt makelaar Jan Arentszn Crabbendam ‘’een huis en een erf aan de Prinsengracht, waar tegenwoordig ‘Crabbendam’ uithangt’’. Rechts woont dan een glazenmaker en links een schuitenmaker.
Crabbendam verkoopt het huis aan handelaar Cornelis Janszn Egmont, van Egmond-binnen. Egmont betaalt er f. 4080,- voor. In korte tijd kan Egmont veel winst maken, want enkele jaren later verkoopt hij het pand voor f.7700, – door aan Jochem Meijnertszn. Meijnertszn was een comenijhouder. Een komenijsman was iemand die een komenijs- oftewel kruidenierswinkel exploiteerde. De timmerman en witwerker (vervaardiger van “losse werken van week en sagt hout”) Barend Schuyt betaalt in 1663 f.9200, – contant om het pand te kopen.
Stadsherstel koopt het in 1961
Vervolgens wordt lakenkoper Jacobus Arensbergh eigenaar in 1665, zijn vrouw komt uit Sloten. Zou het huis daarom later “Het dorp Slooten” in de gevel hebben staan? Dan komt er een uitdrager en een onderboekhouder van het Aalmoezeniershuis wonen. Een uitdrager was een handelaar in gebruikte artikelen. De winkel waarin deze handel plaatsvindt, wordt een uitdragerij genoemd.
Vanaf 1768 moet er precariorecht worden betaald voor de regenbak bij het huis. In 1801, als Joan Varenhorst het pand koopt, wordt het als volgt beschreven: ‘’een huis en een erf aan de Prinsengracht, tussen de Noordermarkt en de Brouwersgracht, waar ‘’het Dorp Slooten’’ in de gevel staat’’.
Dit is tijden een heel bedrijvig stukje Amsterdam met allerlei winkeltjes. In oude krantenartikelen zien we dat in1885 een makelaar in het pand zit en in 1899 een tabakswinkel en daarna en kroeg. In 1948 wordt ook duidelijk dat het een winkelhuis was. Tijdens een veiling van de boedel van I.B. Gazan wordt het pand verkocht aan de schilder en decorateur F.E.R. Schiller. In de pandomschrijving staat dan dat het gaat om een winkelhuis met drie afzonderlijke verhuurde bovenhuizen. Schiller betaalt dan f.9500, – en verkoopt het huis in 1961 door aan ons en enkele jaren later beginnen we met de restauratie van dit rijksmonument.
Dankzij nieuwe Italiaanse architectuurtheorieën
Prinsengracht 8 werd rond 1670 gebouwd als koopmanshuis. Het is uitgevoerd in de zogenaamde Hollands Classicistische stijl. Dat was een stijl die rond 1625 en tot ongeveer 1700 in Nederland in zwang was. De stijl werd in de tweede helft van de 17e eeuw veel bij de bouw van stadhuizen toegepast. Het ontstaan van het classicisme in Nederland was een gevolg van een hernieuwde kijk op de klassieke bouwkunst zoal die via nieuwe Italiaanse architectuurtheorieën naar ons land kwam. De Nederlandse bewerkingen hiervan waren vaak niet meer dan receptenboeken waarin werd uitgelegd hoe men op simpele wijze de juiste details en orden kon toepassen.
De sleutelfiguur in het ontstaan en de ontwikkeling van het classicisme in Nederland was Jacob van Campen, de architect van het Stadhuis op de Dam. Hij was opgeleid als schilder en bezocht waarschijnlijk tussen 1617 en 1621 Rome, waar hij in aanraking kwam met Italiaanse architecten. Maar ook Philip Vingboons, die wij kennen van onze Cromhouthuizen aan de Herengracht, was een belangrijke classicistische architect in deze periode. Hij maakte een voorbeeldboek over deze stijl.
Vanaf 1670 ontstond een strakkere stijl in het classicisme. De nadruk komt nu meer te liggen op de harmonische verhoudingen; de doorlopende pilasters verdwenen. Men spreekt dan van pilasterloos classicisme.
Versierd met acanthusbladen, draperieën en gebeeldhouwde kopjes
Ook onze gevel bezit geen pilasters. Maar wel andere rijke natuurstenen versieringen. Ons huis wordt rond 1670 verbouwd en krijgt een halsgevel met vleugelstukken. Dat zijn de gebeeldhouwde flankelementen van de halsgevel. Deze zijn versierd met acanthusbladen en zijn van het doorboorde bloemmotief. Acanthus is een plant, ook wel bereklauw genoemd, waarbij de bladeren gebruikt zijn als voorbeeld voor ornamenten in de bouwkunst. Bovenin de vleugelstukken bevindt zich aan beide kanten een gebeeldhouwd kopje. De hals wordt afgesloten met een klassieke bekroning, in dit geval met een gebogen fronton met in het veld stralen en voorzien van een tandlijst (dat zijn de blokjes rondom).
Onder het vlieringraam is een afbeelding van de Hoorn des overvloeds te zien, daarover straks meer.
En onder het zolderraam is een festoen aangebracht. Meestal is dit in de vorm van een slinger van gehouwen of gesneden bladeren, vruchten en bloemen uitgevoerd. Vaak opgebonden met linten en opgehangen aan strikken. Maar ook wel worden er, zoals hier, draperieën afgebeeld en in dit geval hangen daar in het midden drie kransen aan. De twee oeils de boeufs, zij geven de zolderverdieping meer daglicht, zijn ook in natuursteen vormgegeven.
Hoorn des overvloeds
Onder het vlieringraam bevindt zich zoals gezegd een hoorn des overvloeds, in dit geval zelfs tweemaal. De hoorn is rijkelijk gevuld met vruchten, groen en bloemen. Hoorn des overvloeds is de vertaling van Cornucopia. Latijn: cornu (hoorn) en copia (overvloedige voorraad). Van oudsher is de Cornucopia het symbool voor overvloed, voorspoed en weelde. Dit legendarische voorwerp komt al voor in de Griekse mythologie.
Volgens de mythologie is de Cornucopia één van de hoornen van de godin Amalthea. Zeus, die beschermd moest worden tegen zijn vader Kronos, die zijn kinderen verslond, werd als baby verborgen op Kreta. Daar werd hij door enkele goddelijke verzorgers beschermd. Eén daarvan was de geitengodin Amalthea. Als klein kind brak Zeus, die zijn eigen kracht nog niet kende, per ongeluk één van de hoorns van Amalthea af. Zeus had daar erge spijt van en daarom beloofde hij haar dat de hoorn voor altijd alles wat zij maar zou begeren zou voortbrengen. Als dank voor haar zorg en bescherming zette Zeus haar als sterrenbeeld in de hemel. En haar hoorn zou, ook voor de volgende eigenaren ervan, alles wat zij wensten voortbrengen.
De Romeinen associeerden vooral hun godin Fortuna met de Hoorn des Overvloeds, maar ook de godinnen van de Hoop en de Eendracht worden afgebeeld met een Cornucopia.
Pompon Bloemen Amsterdam
Alsof al die verzoeken om een goed leven nog niet voldoende zijn, is er ook daaronder nog een gevelsteenachtig ornament aangebracht. Het ornament in de gevel, volgens de Vrienden van de gevelstenen geen echte gevelsteen maar een ornamentiek, beeldt misschien Victoria uit. Zij was in de Romeinse mythologie de gepersonifieerde godin van de overwinning, met als attribuut de overwinningskrans en ze wordt vaak met vleugels afgebeeld.
De gevel werd afgesloten met een stoep, voorzien van vierkante bladbalusters. Helaas zijn die niet meer aanwezig.
Anno 2021 bevindt zich in dit pand Pompon bloemen Amsterdam. Een bijzondere bloemenwinkel die ook in de twee linker buurpanden hun bedrijf runnen. Pompon past fantastisch bij deze met bloemen en kransen versierde gevel van Prinsengracht 8. www.pomponamsterdam.com
Bronnen:
Nederlandse bouwkunst, de geschiedenis van tien eeuwen architectuur
Stadsarchief Amsterdam
Archief Stadsherstel
Aan deze restauratie hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Schipper te Zaandam
Restauratieaannemer: Aannemersfirma Peters
Bouwbureau Stadsherstel