Pakhuis De Appel
Brouwersgracht 196, AmsterdamPakhuis De Appel werd in de jaren 70 van de vorige eeuw door Wies Smals en Ad Petersen gekocht en verbouwd. Een dappere onderneming die resulteerde in een bijzonder huis. Thea Houweling woont er nu al 35 jaar en heeft het vruchtgebruik van haar appartement, dat zij tot zijn dood in 2021 met Ad bewoonde. Ook de huurder op de eerste en tweede verdieping, een monumentaal ontwerper, kan er blijven wonen.
Hier werden bijzondere producten opgeslagen
Aan de Brouwersgracht 188 t/m 196 staan vijf pakhuizen met grote luiken met de namen respectievelijk Koning David, De David, De Groene Valk, De Grauwe Valk en De Appel. De Appel heeft 6 laadvloeren en is ook hoger dan de andere vier pakhuizen. Het is gebouwd door Claesz Appel.
De pakhuizen werden onder andere gebruikt voor de opslag van zout, wijn en hennep (waar scheepstouw van werd gemaakt). Deze goederen werden in platschuiten vervoerd van en naar de handelsschepen op het IJ. Het huis heeft tot in de 20ste eeuw dienstgedaan als opslag voor veel verschillende goederen. Soms zijn dat producten die we nu ook nog gebruiken, zoals zout, tabak en wijn. In het pakhuis was het Zwartaschveem gevestigd. Uit de advertenties in kranten van rond 1800 weten we dat er in De Appel ook goederen lagen waar we niet zo gauw aan zouden denken, zoals:
- Puiks puike (= opperbeste) hazenvellen uit Moskou
- Wedeas uit het Oostzeegebied (= as van het plantje wede dat gebruikt werd voor het verzepen van vet)
- Potas (= verbrande en geprepareerde as van eiken- en beukenbladeren, bevattend veel kaliumcarbonaat, te gebruiken bij verzeping en de productie van glas)
- Indigo (kleurstof
- Saffloer (kleurstof en olie)
- Huiden
- West-Indische katoen
Ad Petersen was conservator bij het Stedelijk Museum Amsterdam
Thea vertelt hoe het pand, dat dateert uit ongeveer 1650, in het bezit van Ad kwam. Eind jaren zestig van de vorige eeuw was hij met zijn toenmalige vriendin, Wies Smals, op zoek naar woonruimte. Beiden waren werkzaam in de kunstsector: Wies bij galerie Seriaal aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam en Ad bij het Stedelijk Museum Amsterdam, waar hij conservator was en waar hij in 1977 Thea ontmoette, die op het secretariaat was komen werken.
Herman Swart, destijds directeur van de Nederlandse Kunststichting, attendeerde hen op een rij leegstaande pakhuizen aan de Brouwersgracht. De havenactiviteiten waren naar buiten de stad verplaatst en voor de opslag van goederen werd de bereikbaarheid per vrachtauto essentieel. Dat kon niet meer in de oude binnenstad. De opslag werd grootschaliger en was beter bereikbaar in het Westelijk Havengebied. Dit leidde ertoe dat steeds meer pakhuizen vanaf de jaren ’60 leeg kwamen te staan. Ze hadden geen functie meer en werden verwaarloosd. Nieuwsgierig gingen Ad en Wies, samen met nog een aantal woningzoekenden uit de kunstsector, de pakhuizen bekijken, zonder enig idee wat ze achter die dichte luiken zouden aantreffen.
Een van de eersten die een pakhuis verbouwden
Het waren grote, diepe, donkere ruimten waarvoor je de nodige verbeeldingskracht moest hebben om de mogelijkheden ervan te zien. Daarnaast was de Brouwersgracht niet bepaald de buurt die het nu is, en de erachterliggende Vinkenstraat werd als ‘gribusbuurt’ gezien. Voor de meesten bleek het dan ook een te groot, te onzeker avontuur, dus haakten ze af. Ad en Wies niet.
Zij besloten De Appel te kopen, een aankoop die ze konden doen dankzij een bescheiden erfenis van Wies. Ze waren daarmee een van de eersten die een pakhuis gingen verbouwen en bewonen. Daarna volgden in rap tempo de projectontwikkelaars, die in de naastgelegen pakhuizen aan de slag gingen en luxe appartementen realiseerden, waardoor de prijzen stegen. Sinds die tijd heeft dit deel van de Brouwersgracht een ander aanzien gekregen; er wonen weer mensen.
De Appel, deels in gebruik bij de firma Ahrend als opslagruimte voor kantoormeubelen, telt vijf verdiepingen, is 30 meter diep en vijf meter breed. Het verbouwen tot woonruimte vereiste lef en creativiteit, en zeker geen angst voor grote, ongewone ruimten. Ad en Wies besloten daarom Marijke van der Wijst, interieurontwerper en goede vriendin van Wies, hiervoor in te schakelen.
Helder ontwerp van Marijke van der Wijst
Het was de bedoeling dat er voor beiden aparte woonruimtes zouden komen, plus ruimte voor eventuele kunstopslag of iets dergelijks. Het heldere, simpele ontwerp dat Marijke hiervoor heeft gemaakt, voldoet nog steeds. De uitvoering kon met eenvoudige middelen worden gerealiseerd; de ruimten zijn zoveel mogelijk open gebleven. Ook nu nog zie je dat het ooit een pakhuis is geweest.
Ad heeft direct na aankoop veel zelf aan het pand gedaan. Hij was kunsthistoricus, had een bescheiden inkomen en realiseerde zich al snel dat het onderhoud aan een pand als De Appel snel kostbaar zou worden. Hij bleek onvermoede talenten te hebben en vond het steeds leuker om zoveel mogelijk zelf het onderhoud te doen. “Je moet het juiste gereedschap hebben,” zei hij altijd, “dat is het halve werk.”
Intussen had Wies plannen ontwikkeld om in het achterste deel van de ruimte op de begane grond activiteiten te tonen op het gebied van nieuwe kunstvormen. Hiervoor werd een stichting opgericht, ‘De Appel’, die op 4 april 1975 van start ging. Het was de bedoeling om nieuwe kunstvormen te laten zien die een verbinding legden tussen beeldende kunst, theater, muziek en dans.
Marina Abramović en Ulay
Al snel werd De Appel een begrip in de nationale en internationale kunstwereld. Kunstenaars uit binnen- en buitenland hebben er opgetreden met performances, films, videoregistraties, tentoonstellingen enzovoort. Onder hen waren Marina Abramović en Ulay. Zij woonden destijds in Amsterdam en, zoals Marina regelmatig in interviews zegt, waren hun activiteiten in De Appel van grote betekenis voor de rest van hun carrière.
De tragische dood van Wies en Josine van Droffelaar in 1983 – Josine was mede de drijvende kracht achter De Appel – en nog drie andere inzittenden van het vliegtuigje dat neerstortte in Zwitserland, bracht een schok teweeg binnen de kunstwereld. De vraag rees of De Appel nog kon worden voortgezet.
Er kwamen nieuwe medewerkers, maar daarmee veranderde de koers van de stichting geleidelijk. Uiteindelijk heeft de stichting het pand De Appel verlaten en een nieuw onderkomen gevonden. Ad kocht van de erven van Wies haar deel van het pand, waarmee hij eigenaar werd van het hele gebouw.
Wat te doen met het pakhuis
Voordat Thea en Ad een relatie kregen, woonde Thea aan de Plantage Muidergracht, op de hoek van de Plantage Badlaan, in een heerlijk lichte, zonnige verdieping met hoge ramen. In vergelijking met dit appartement voelde De Appel als een ‘donkere doos’. Maar al snel bleek dat dit wel meeviel; er is een vide waardoor verrassend veel licht de ruimte binnenvalt. Na lang aarzelen hakte ze de knoop door en verhuisde naar de Brouwersgracht.
Daar hebben Ad en zij zich jarenlang met enthousiasme en plezier ingezet om het pand zoveel mogelijk ten volle te benutten. Ad deed al veel aan onderhoud, en Thea stak ook resoluut de handen uit de mouwen. Ze waren altijd bezig.
Maar na het overlijden van Ad stond ze er alleen voor, en de vraag drong zich op wat te doen met het pakhuis. Ze wilde er graag blijven wonen, maar kon dat wel? Er zijn geen kinderen, en de erfgenamen zijn twee broers op leeftijd, die het pakhuis zouden moeten verkopen om de erfbelasting te betalen. Het zou dan ongetwijfeld in handen van een projectontwikkelaar vallen, een onaangenaam vooruitzicht.
Ad zou het hiermee eens zijn geweest
Thea besloot het pand aan Stadsherstel over te dragen nadat ze zich een artikel herinnerde uit een van de nieuwsbrieven die Ad als jarenlange Vriend van Stadsherstel ontving. In dit artikel las ze over een mevrouw op de Hoogte Kadijk die in een vergelijkbare situatie verkeerde en haar pand aan Stadsherstel had geschonken. Dit bracht Thea op het idee dat dit misschien ook een goede oplossing voor haar zou kunnen zijn.
Het eerste oriënterende gesprek met Stadsherstel, met Michiel van der Burght en Stella van Heezik, verliep positief. Wat haar direct opviel en haar een goed gevoel gaf, was hun oog voor de kleine aanpassingen die Ad in de loop der jaren in het huis had aangebracht. Dit gaf haar vertrouwen in hun zorgvuldigheid. Na meerdere gesprekken gaf de zekerheid dat er goed voor het pand gezorgd zou worden en dat zijzelf ontzorgd zou worden, uiteindelijk de doorslag om het pand aan Stadsherstel over te dragen. Thea wist zeker dat Ad het hiermee eens zou zijn geweest.
Ze voegde eraan toe: “Het is een hele zorg minder dat ik me niet meer bezig hoef te houden met de grote onderhoudsklussen. Ik heb nog steeds de neiging daarover na te denken, maar dat hoeft nu niet meer. Nu kan ik meer tijd besteden aan het vinden van een nieuwe bestemming voor de catalogi, boeken en kunst uit Ads nalatenschap. Het is een enorme klus, en gezien mijn leeftijd voel ik de urgentie.”
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher