Geldersekade 14
Geldersekade 14, AmsterdamDit was het huis van de succesvolle 16e eeuwse koopman en dichter Roemer Visscher die hier grote dichters ontving zoals Vondel en Bredero. Het werd ’t Saligh Roemers huis genoemd en door Vondel bezongen als centrum van literair verkeer, dus met recht een voorloper van de Muiderkring. Ontdek Roemer Visschers Sinnepoppen en waarom hij zijn dochter Tesselschade noemde.
Dit rijksmonument met een 18e eeuwse gevel en 19e eeuwse lijst met mooi vormgegeven houten consoles kochten wij op een veiling in 1997 samen met het achterliggende pakhuis Oudezijds Kolk 3. Deze percelen hoorden in ieder geval sinds 1591 bij elkaar.
Het huis heeft mooie namen gehad, zo hing er in 1682 een uithangbord met ‘Bergen in Noorwegen’ en in 1731 ‘de Deensche Admiraal’. Ook vinden we in de boeken dat er van 1700 tot 1823 precario betaald werd voor een (schoenlappers) pothuis. Ten tijde van onze aankoop liepen de twee huizen op de begane grond in elkaar over. Het was een uitgewoond sexhuis waar besloten feesten, orgies e.d. plaatsvonden. Sinds de 19e eeuw huisden er verschillende logementhouders.
We kochten deze rotte kies om deze weer te herstellen en ook ter uitbreiding van ons bezit aan de Geldersekade 10 en Oudezijds Kolk 1. Die panden hadden wij tien jaar eerder al herbestemd tot woonruimte voor gasthoogleraren van de universiteit van Amsterdam. De panden aan elkaar koppelen was wenselijk, zo zou er ook maar één huismeester nodig zijn.
Na bouwhistorisch onderzoek bleek dat dit huis onderdeel was van een groot dwarsgeplaatst huis, samen met het huis op nummer 16. Het deels nog aanwezige, waarschijnlijk 16e eeuwse houtskelet bestaande uit moer- en kinderbinten werd door ons hersteld en aangevuld.
Een voorname plek om te wonen na sloop van de stadsmuur
Tot aan de restauratie werd algemeen gedacht dat de beroemde koopman en letterkundige Roemer Pietersz. Visscher (1547-1620) in ‘de Corendraegher’ aan de Oudezijds Kolk woonde, op de plaats waar nu ons pand op nummer 3 staat. Hij zou dan, na het slechten van de stadsmuur aan de Geldersekade tussen 1605 en 1609, naar het schuin daarachter gelegen pand GK 16 zijn verhuisd.
Bouwhistorisch onderzoek heeft aangetoond dat het overgebleven 16e eeuwse houtskelet in ons pand toebehoort aan een breed pand dat hier én op het perceel van nummer 16 heeft gestaan, en dat nummer 14 het huis was waar Roemer Visscher woonde.
De Geldersekade was een deel van de eind 15e eeuw gegraven stadsgracht, die samen met de Kloveniersburgwal en het Singel de ‘Stedegracht’ rond de stad vormde. De Geldersekade liep vanaf de Sint Antoniespoort (tegenwoordig de Waag op de Nieuwmarkt) naar het noorden en mondde bij de Schreierstoren uit in het IJ. Aan de stadzijde (de westelijke oever van de Geldersekade) werd een stadsmuur gebouwd. Dit deel van de gracht heette Keulsche Kay, later ook Engelse Kay, naar de steigers waar de schepen naar Keulen en Engeland aanlegden. Sinds 1912 heet de hele kade Geldersekade.
Trefpunt voor de Amsterdamse culturele elite
Roemer Visscher had in 1594 opdracht gegeven tot de bouw van het pakhuis de Corendraegher. Ook bezat hij het pakhuis De Goudenberchas op de Oudezijds Kolk 5, waar hij eerst woonde. Tussen 1605 en 1609 verhuisde hij naar de Geldersekade. Het begraafboek van de Oude Kerk vermeldt: “Roemmer Vysker, wonende op dye Engelse kay in de Korendrager”.
Roemer Visscher was een succesvol koopman, hij handelde in graan met scheepsverbindingen op de Oostzeehavens en op Archangelsk, soms in compagnie met Isaac le Maire. Hij was goed bekend met de Latijnse, Italiaanse en Franse literatuur. Naast zijn succesvolle ondernemingen beoefende hij met vrienden als Coornhert en Spiegel de kunst der letteren en ontving in zijn huis vele schrijvers en dichters, zoals Joost van den Vondel, Constantijn Huygens, Jacob Cats, Pieter Corneliszn. Hooft, Gerbrand Adriaansz. en Bredero. Het werd ook wel ´t Saligh Roemers Huys genoemd, en was de voorloper van de later opgerichte Muiderkring.
Vondel zei over ‘het Saligh Roemers Huys’ :
“Wiens vloer betreden word, wiens dorpel is gesleten
Van Schilders, kunstenaers, van Sangers en Poëten”.
Elck wat wils was zijn persoonlijk motto
Roemer liet in 1614 in Amsterdam bij de vooral om zijn atlassen beroemde uitgever Willem Jansz Blaeu zijn Sinnepoppen uitbrengen. Een Poppe is een afbeelding en een Sinne een zinspreuk, spreekwoord of gezegde. Het is een zogenaamd embleemboek, dit was een geliefd genre in de zestiende en zeventiende eeuw. Op elke bladzijde een plaatje, een spreuk, en een (meestal berijmde) toelichting. Geen van die drie elementen kon worden begrepen zonder de andere twee. Op de titelpagina van Sinnepoppen staat Roemers persoonlijke motto ‘Elck wat wils’.
Het hiernaast afgebeelde embleem stelt een Hollandse sluis voor, die het water ‘exonerat & arcet’ (loost en weert), zoals een ‘vroom vorst ’t landt suyvert van gheboeft, door justitie’.
De andere Sinnepoppe geeft weer dat als iemand bankroet is, je niets meer van hem mag verlangen. Ook van de schrijver, die het hart op de tong draagt, niet. Die spuugt daarom het hart uit zijn lijf.
In de 19e eeuw werd zij als de ideale vrouw gezien
In 1593 zonken twintig beladen schepen in een storm voor de rede van Texel, een groot aantal schepen was bij Roemer verzekerd. Na de ramp doopte hij zijn dochter Maria Tesselschade (1594-1649). Zij en haar zus Anna waren betrokken bij de literaire avonden die hun vader organiseerde en behoorden bij de Muiderkring. Maria Tesselschade werd door haar vrienden uitbundig geprezen om haar literair talent en ze aarzelde niet om haar mening te geven. In de 19e eeuw maakten geschiedschrijvers zelfs een ideale vrouw van haar.
Tijdens haar leven zat ze helemaal niet op veel aandacht te wachten. Ze liet geen portret maken en bracht haar werk niet uit. Er zijn maar 32 gedichten van haar bewaard gebleven; de meeste circuleerden in handgeschreven afschriften in kleine kring. Maar ze had wel het talent, de kennis en ook de ambitie om even goed te schrijven als de ‘grote’ Nederlandse auteurs van haar tijd. Dankzij een moderne en veelzijdige opvoeding wist ze veel van literatuur, had kennis van het Frans, Italiaans en een beetje Latijn, schilderde, bespeelde verschillende muziekinstrumenten en kon prachtig glas graveren.
Haar dichterlijke vrienden roemden haar charmante schoonheid en sommige waren openlijk of heimelijk verliefd op haar. In 1623 trouwde ze met de zeeofficier Allard Crombalch; Vondel, Hooft en Huygens feliciteerden hen in bruiloftsgedichten.
Vrienden bedankt
De Vrienden droegen bij aan de plaatsing van de balusters van het stoepje en een buitenlantaarn. De mal voor de arm van de lantaarn lieten wij maken aan de hand van een exemplaar uit 1867.
Bronnen:
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Boekje Geldersekade van Els van Wageningen
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Delpher
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Rappange en Partners Architecten BV Amsterdam
Restauratieaannemer: Schakel en Schrale BV Amsterdam
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
Stichting Gastenverblijven en de Universiteitsvereniging van de Universiteit van Amsterdam