Eerste Weteringdwarsstraat 30
Eerste Weteringdwarsstraat 30, AmsterdamOmdat het morgen de geboortedag van de etser Jan Luyken is, behandelen we een huis waarvan de verschillende beroepen van de eigenaren/bewoners in de 17e eeuw door hem zijn afgebeeld. De bakker, de goudsmid, de loodgieter en natuurlijk de wever, ze komen allemaal voorbij.
Voor werklieden in de wol- en linnenfabricage
De Eerste Weteringdwarsstraat ligt in de Weteringbuurt. Deze naam herinnert aan de Wetering, die oorspronkelijk van buitenaf in het Spui uitmondde. De Boerenwetering is hier nog een restant van.
Eerste Weteringdwarsstraat 30 is een van de huisjes die hier, in het voormalige ‘Noordsche Bosch’, op initiatief van het stadsbestuur door regenten van het Burgerweeshuis, de Gasthuizen en het Leprozenhuis in 1670-1675 werden gebouwd. Naar het vermoeden van Isabella van Eeghen, een bekende archivaris en historica die van 1950 tot 1984 redacteur was van Amstelodamum, staat de merkwaardige naam van de buurt ‘Noordsche Bosch’ misschien wel in verband met de bijna 15.000 heipalen uit Scandinavië die hier zijn gebruikt.
De huizen die hier zijn gebouwd werden wevershuizen genoemd. De regenten mochten ze alleen verhuren aan werklieden in de wol- en linnenfabricage. Voor de 21 hoekhuizen lag dat echter anders. Die werden bestemd voor bakkerijen, kramerijen of kommenijen, tappers en tabakswinkels. Het hoekbuurhuis van nr 30; Weteringstraat 19 (ook van Stadsherstel), is bijna drie eeuwen een bakkerij geweest.
Overeenkomstig veel andere nog aanwezige wevershuizen in deze Weteringbuurt, bezit ook nummer 30 een brede voorgevel met stoep, maar is in verhouding hiermee ondiep van structuur.
Vrienden bedankt
Mede dankzij onze Vrienden kon het stoephekje van dit pand terugkomen. Word ook Vriend en breng dit soort kleine maar waardevolle elementen terug.
Een ziekenhuis voor matrozen en soldaten
In 1672 wordt dit huis gebouwd in opdracht van het Sint-Pieters Gasthuis, later het Binnengasthuis genoemd. Het Sint-Pietersgasthuis (ziekenhuis) was voornamelijk bedoeld voor armen, soldaten, matrozen en reizigers. Er was een mannen- en een vrouwenafdeling, een afdeling voor chirurgische patiënten, een apotheek, een “snijzaal”, (operatiekamer) en een “baaierd” (rustzaal). De burgemeesters van Amsterdam dienden als bestuur. In de Waag, een voormalige stadspoort, werden anatomische lessen gegeven.
Pas in 1761, als het pand bijna 90 jaar in bezit is geweest van de regenten van het gasthuis, wordt het voor het eerst verkocht. Gerrit Reessen jr. is de koper, hij betaalt ƒ 2700 en hij koopt tegelijk de nummers 34 t/m 42. Misschien een weldoener, misschien een huisjesmelker? Ƒ 2700 in 1761 zou nu een waarde hebben van € 62.000. Veertig jaar later, in 1801, verkopen zijn erfgenamen het pand.
In 1818 wordt het huis door een kastenmaker en kastenmakers knecht verkocht aan de meesterbroodbakker A.J. Borggreve. En in 1831 wordt het door een koopman gekocht, het wordt dan een broodbakkerswinkelhuis genoemd. en in 1864 is een goudsmid de bewoner. In 1869 wordt het weer door een koek en banketbakker gekocht, en in 1889 door een loodgieter.
De Spiegel van het Menselyk Bedryf
Jan Luyken (1649-1712) was een etser, graveur en dichter in het zeventiende-eeuwse Amsterdam. Hij werd geboren als zoon van de onderwijzer Caspar Luyken (die zelf ook een boek schreef, “Winst zonder Verlies”) en zijn vrouw Hester Coores. Samen met zijn zoon Casper (1672-1708) heeft Luyken vele tekeningen, prenten en boeken gemaakt. Jan Luyken werd op 16 april geboren. Hij bekwaamde zich in de graveer- en etskunst en werd boekillustrator. Zij zoon Casper hielp hem al op jonge leeftijd met graveren.
Hun veelzijdige boekillustraties verwierven destijds grote bekendheid. Vooral de humoristische, gedetailleerde afbeeldingen uit Het Menselyk Bedryf (1694), met honderd afbeeldingen van beroepen, vonden gretig aftrek onder de zeventiende-eeuwse bevolking.
Tegenwoordig worden ze nog steeds wel eens aangetroffen op tegels, kalenders en ander drukwerk. De grootste Luyken-collectie bevindt zich in het Amsterdam Museum. De ruim 12.000 objecten werden in 1895 door de nakomelingen van kunstverzamelaar Christiaan Pieter van Eeghen aan de stad geschonken.
De Weteringbuurt was rond 1970 een ten dode opgeschreven buurtje. In januari 2005 werd door ons begonnen met de ingrijpende restauratie van dit wevershuisje dat in 1989 werd verworven.
Bij de restauratie is een fragment van een historische krant uit 1826 gevonden. De timmermannen van de firma Schreurer troffen de 276ste editie van de Amsterdamsche Courant aan tussen de balken van de zolder en de eerste verdieping. Enige bestudering leerde dat er diverse partijen hout werden aangeboden, onder meer uit Noorwegen, wellicht wel de palen die misten onder dit pand.
Want, terug naar de restauratie, dit pand bleek slechts ten dele te zijn onderheid. De restauratie kenmerkt zich daarom door een zeer stroeve start.
Tijdens het graafwerk voor de nieuwe funderingsvloer bleek dat de later aangebouwde achtergevel geen fundering had. Verder uitgraven was dus onverantwoord en veel extra stutwerk was noodzakelijk. Hierna kon verder gegraven worden en bleek dat de achterkant wel op drie houten tonnen gefundeerd was. Dat het zekere voor het onzekere was genomen, bleek nog later maar goed ook, want de oorspronkelijke achtergevel, die nu halverwege het pand is gelegen, bleek bijna geheel van de fundering af te zijn gegleden.
Nog meer stut- en stempelwerk dus.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Architectenbureau Vroom te Amsterdam
Restauratieaannemer: Vios Scheurer te Amsterdam