Beulingstraat 15
Beulingstraat 15, AmsterdamIn een zijstraatje tussen de hoofdgrachten Singel en Herengracht staan twee mooie donker geoliede 17e-eeuwse woonpandjes met 18e-eeuwse gekuifde gevels. Ze werden vlak na elkaar gebouwd in dit buurtje dat vooral het domein van leerbewerkers was. Beide panden zijn in de loop der eeuwen diverse malen verbouwd, uitgebreid en gewijzigd. De laatste keer was onze restauratie in 2011, een kostbare en complexe klus! Wel deden we een bijzondere vondst: een plavuizenvloer in de slaapkamers, die we konden aanvullen en terugbrengen in het pand op nummer 15.
Vroeger heette dit de Huidevettersstraat of bolingstraat
Komend van het Spui verandert de naam in de bocht naar Singel. Op deze plek werd al in de 15e eeuwen schutsluis aangelegd die de boeren – die per schip hun producten in de stad wilden afzetten – veel oponthoud bezorgde: de sluis heette dan ook toepasselijk Boerenverdriet. Ongeveer op deze plek is de ingang van de Beulingstraat, onderdeel van de stadsuitbreiding van 1585. Lange tijd gold dit als de rand van de stad. Daarna was het als verlengde van de Leidsegracht de fysieke grens tussen de uitbreidingen vanaf 1614 en 1660.
De bouwpercelen van de Beulingstraat werden in 1589 uitgegeven, dan nog als ‘parken’ O en P. Een beuling is in de scheepvaart een ‘slijtstrip’, maar er is een andere betekenis van het woord, die gezien de buurt meer voor de hand lijkt te liggen. Tot in de 18e eeuw woonden hier namelijk voornamelijk schoenmakers en leerbewerkers. Bij de eerst bekende vermelding van het huis op nummer 15 wordt in 1611 dan ook gesproken van de Huidevettersstraat of Bolingstraat, ook gespeld als Boelingstraat. Alle drie deze spellingen verwijzen naar het Oudfrans en betekent zoveel als ‘ingewanden’, darmen en (bloed)worst. Zowel de huidvetten als de ingewanden zijn bijproducten van het looiproces.
In de loop der eeuwen op- en aangebouwd
Halverwege de straat worden rond 1600 de huidige nummers 15 en 17 gebouwd, nummer 15 waarschijnlijk net iets eerder: tussen 1589-1597. Oorspronkelijk bestond het uit een afzonderlijk als opslagruimte te verhuren souterrain, een hoge bel-etage met voorhuis en insteek en een kapverdieping.
Aan de achterzijde lag oorspronkelijk een slop: ‘t Mandemaeckers steechjen. Toen deze steeg ter hoogte van nummers 17 en 19 rond 1683 verkocht werd, kon de koper van nummer 15, Dirck Gerritsz. van den Berg ook het bijbehorende stukje steeg erbij kopen. Hier plaatste hij een aanbouw met daarin een keuken en een eigen souterrain eronder.
In de loop der tijd is nummer 15 meerdere malen verbouwd. Zo kreeg het in 1766 een tuin, dankzij de vrijgekomen ruimte na de sloop van een ander pand. Ook werd het met een verdieping opgehoogd, waarmee het pand zijn huidige voorgevel en kap kreeg. Dankzij deze verhoging kon het opgesplitst worden in twee huurwoningen: de ene bestaande uit souterrain, bel-etage en tussenverdieping; de andere uit de eerste verdieping en daarbij de nieuwe tweede verdieping en kapverdieping.
De laatste grote verbouwing was waarschijnlijk omstreeks 1900: op een krant onder oude behangresten werd het jaar 1896 aangetroffen. Rond die tijd heeft de voorgevel waarschijnlijk zijn huidige houten onderpui gekregen.
Ebben gaf de barokke pronkmeubelen hun luxe uitstraling
De oudste verkoop van nummer 15 die te vinden is in het Stadsarchief dateert van 1611. Aris Roelofszn, stoelendraaier van beroep, verkoopt dan het huis en erf aan Harman Janszn, scheepstimmerman. Over de koopsom zijn geen gegevens bekend, maar de koper moet wel opdraaien voor de rente van oude lasten, te weten ƒ 7 en 14 stuivers en 4 centen.
Zijn erfgenamen verkopen het pand in 1651 aan Paulus Dommer, lijstenmaker. Het wordt dan omschreven als het pand “waar tegenwoordig ‘De Noortse ebbenhoutwercker’ uithangt”.
Ebbenhoutwerker was destijds een relatief nieuw specialisme in de Amsterdamse meubelmakerij, ontstaan in de vroege 17e-eeuw toen Nederland vanuit de koloniën in aanraking kwam met nieuwe houtsoorten zoals palissander, mahonie en vooral ebbenhout.
Ebben is een zwarte, zeer harde houtsoort die zich toch goed laat bewerken en die dankzij de structuur, met een korte draad en fijne nerf, vrijwel niet splintert. Na droging werkt het zeer weinig. Het wordt vooral toegepast bij snij- sier- en beeldhouwwerk, fineer, schaakstukken, en bij muziekinstrumenten.
Het hout was te kostbaar voor massief gebruik dus werd vooral toegepast als inlegwerk of fineer om de barokke pronkmeubelen hun luxe uitstraling te geven. Het beroep was besloten en beschermd in een nieuw gilde van plakwerkers of ebenisten.
Als Stadsherstel Beulingstraat 15 en 17 in 1978 koopt zijn zij al samen in bezit bij een paar erfgenamen. In 2011 zijn zij ingrijpend gerestaureerd. Aan de buitenzijde leek dit niet direct noodzakelijk, aangezien de gevels al snel na aankoop een opknapbeurt hadden gekregen. Het rijksmonument met klokgevel – bekroond met een kuif en met voluten op de schouders – stond er dus al fraai bij. Van binnen waren de panden in hun eenvoud door de eeuwen ook weinig aangetast, maar bouwkundig waren ingrijpende restauratiewerkzaamheden noodzakelijk geworden. Zo werd het lekkende dak waterdicht gemaakt en geïsoleerd en is funderingsherstel uitgevoerd: de nieuwe funderingspalen zitten in de grond op de draagkrachtige eerste zandlaag op 13 meter diepte.
Daarbij waren er vele zichtbare en onzichtbare problemen. Zo zaten er verrotte balkkoppen achter de plafonds en scheuren in de muren achter de betimmering. Ook werden grote hoeveelheden asbesthoudend materiaal aangetroffen. Daar bovenop kwamen enkele onverwachte historische vondsten. Alles bij elkaar is de restauratie complexer en veel duurder uitgevallen dan voorzien, maar het resultaat is er dan ook wel naar en het behoud van de diversiteit in de aantrekkelijke en zeer gevarieerd vormgegeven woningen zien we zeker als een grote winst van dit bijzondere project.
Zware plavuizen vloeren komen zelden voor op de verdiepingen
Tijdens de werkzaamheden werd een bijzondere vondst gedaan. Aan de balklagen bleek veel anders te zijn dan vooraf werd ingeschat. Het bleek dat er vaak meerdere vloeren over elkaar waren aangebracht.
Een leuke ontdekking was de extra plavuizenvloer, die werd aangetroffen in de slaapkamer op de tweede verdieping van zowel nummer 15 als 17. Een dergelijke vloer wordt vaak gevonden op de begane grond, bijvoorbeeld in het souterrain of in een keuken, maar op de verdiepingen liggen over het algemeen houten exemplaren. De vloeren moesten helaas worden weggenomen, omdat het hout eronder volkomen doorgerot was. Ook veel balken aan de bovenkant waren verstikt of verrot. Vanzelfsprekend zijn alle balken waar dat nodig was, hersteld.
De plavuizen zijn verzameld en samen met een oude voorraad van Stadsherstel aangevuld om de vloer van de tweede verdieping van nummer 15 af te werken. Het was een extra investering, maar de vondst was te bijzonder om niet in het zicht te behouden.
Een andere leuke vorm van hergebruik in deze ruimte is een schouw die in het Stadsherstelpand Oude Waal 6 niet kon worden gehandhaafd.
Vrienden bedankt
De Vrienden hebben bijgedragen aan het herstel en de reconstructie van het stoephekwerk.
Word ook Vriend en maak dit soort restauraties mogelijk.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Antiek Encyclopedie, antieke meubelen
Beroepen van toen, ebbenhoutwerker
Bruggen van Amsterdam
Delpher
Ensie
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: W. Vroom
Restauratieaannemer: Opus restauratie
Constructeur: EversPartners
Bouwhistorisch onderzoek: De Fabryck – Bureau voor Gebouwhistorisch Onderzoek
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
De Vrienden van Stadsherstel