500 Jaar na het Bethaniënklooster waren hier weer monniken

B

Bethaniënstraat 37-39

Bethanienstraat 37-39, Amsterdam

Voorheen stonden op deze plek twee huizen, waarvan de ene tenminste 164 jaar in gebruik was als broodbakkerij. In de twintigste eeuw is het in gebruik door anthraciethandel Maus, die hier tot eind jaren 60 blijft. Van het huis is dan alleen nog een onderstuk over. In het andere onderstuk kwam in 1970 de eerste Hare Krishna tempel van Nederland.

Ca. 1608
Bouw
1945
Sloop na plundering
1990
Stadsherstel eigenaar
1990
Restauratie
Nu
Woon- & bedrijfsruimte
17e Eeuw
Één huis

Achter het huis liep een sloot

Het huidige Bethaniënstraat 37-39 is gebouwd op de plek waar voorheen twee panden stonden: nummer 37 en één huis bestaande uit 39 en 41. Na de sloop in 1945 is nummer 41 komen te vervallen. Voor het gemak houden we hier de oude nummering aan.

Aan de achterzijde van de percelen is in de 17e eeuw een sloot gelegen, waarop de privaten worden geloosd. Bij de overdracht van huizen en erven op de plek van 39 en 41 in 1609 staat dat de sloot de “gebuyren van de Koestraet toecompt”; zij mogen die desgewenst ook dempen en bebouwen. Verkopers zijn Jan Pietersz en de erfgenamen van Pieter Pietersz, beiden huistimmerman en waarschijnlijk de bouwers. Glazenmaker Fredrick Fredrixz betaalt ƒ 1220,- voor 39 en nummer 41 brengt ƒ 1057,- op. Metselaar Jacob Jansz doet dit huis in december van dat jaar zonder winst over aan Fredrixz.

In 1610 en 1611 verkoopt Fredrixz respectievelijk nummer 41 en 39 weer. Mr. Claes Dircksz Barckman, chirurgijn uit Embden koopt beide panden in 1611 – nummer 41 heeft eerst een jaar een andere eigenaar gehad. Nummer 39 verkoopt hij in 1618 aan kleermaker Simon Jansz., wiens erfgenamen het huis in 1650 aan advocaat Jacob van Zell verkopen. Van nummer 41 is de eerstvolgende teruggevonden overdracht in 1656 als Joris Samuelsz van den Bogaert het voor ƒ 2900,- verkoopt aan Jan Barentsz van Campen.

18e Eeuw
Erfgenamen

Het huis mocht pas verkocht na overlijden van een van beide erfgenamen

Over nummer 39 valt verder te melden dat het waarschijnlijk rond 1700 verbouwd zal zijn aangezien de waarde binnen een kleine 20 jaar gestegen is van ƒ 1550,- naar ƒ 2600,-. In 1705 wordt Jan van Berghe eigenaar. Zijn erfgenaam is de zoon van zijn zus: Philip Spoorenburg, die het huis op zijn beurt nalaat aan het RK Oude Armen Kantoor. Deze instelling maakt het in 1793 te gelde voor ƒ 2775,-. In 1805 wordt ƒ 98,- huur betaald voor het huis en ƒ 60,- voor een kamer.

Nummer 41 wordt in 1683 voor ƒ 1500,- verkocht door de twee zonen van wijlen Van Campen. Koper is Adriaen Jansz Croon. Hij laat het huis na aan Giertje Gerrits en zij op haar beurt weer aan Lijsbeth Willems en Saartje Gerrits onder de voorwaarde dat het tot het overlijden van een van hen beiden niet verkocht mag worden, waarna het geheel in bezit zal komen van de langstlevende. De bejaarde en ongehuwde Lijsbeth krijgt het zo in bezit en zij verkoopt het in 1739 voor ƒ 3200,-. Uit de overdracht blijkt dat hier ‘De Maan’ in de gevel staat. In 1805 wordt ƒ 130,- huur betaald voor het huis en ƒ 50,- voor een kamer. Eind 19e eeuw is de hoofdbewoner schuitenvoerder Pieter van Maarschalkerwaart (geboren 1812) met zijn vrouw en dochter.

Regenten
De familie Calkoen

Een vooraanstaande familie van lakenververs

Halverwege de 17e eeuw is het perceel Bethaniënstraat 37 in eigendom van de erven van schoolmeester Albert Pietersz. Waarschijnlijk vererft het op meester-chirurgijn Frederick van Aken want hij verkoopt in 1708 een half part in een huis en erf, dat bewoond wordt door broodbakker Dirk Man. Wijnkoper Willem Sisou betaalt ƒ 1400,-. Het andere halve part was in bezit van Margaretha Lemmers (1638-1711), weduwe van Johannes Calkoen (1628-1677). Na haar overlijden koopt Willem (1664-1738), een van haar zonen, haar portie in 1719 voor ƒ 1750,-.

Calkoen is een Amsterdamse regentenfamilie van 17e- en 18e-eeuwse lakenververs – onder andere aan de Bloemgracht – en kooplieden op de Levant en Oost-Indië. De familie behoort tot de Nederlandse adel en het patriciaat.

In 1749 doet Geertruyd Mulders, eerder weduwe van Sisou en laatst van Barent Heuman het deel van de hand voor ƒ 900,- aan Jan Daniël Scheijdius, een aangetrouwde kleinzoon van Lemmers en Pieter Willemsz Calkoen, een kunstverzamelaar die trouwde met Johanna Margaretha Calkoen. Later dat jaar koopt het duo nog eens 1/6 part voor ƒ 300,- van Johannes Calkoen (1709-1778), een zoon van Willem en voor 1/3 erfgenaam. Johannes is predikant te Franeker.

Winkelhuis
Broodbakkerij

Van brood naar brandstof

In 1780 komt een eind aan het eigenaarschap van de Calkoens. Hendrik Gerrit Luckens neemt het huis op nummer 37 over voor ƒ 5850,-. Al die tijd heeft er een broodbakkerij gezeten en dit blijft ook zo tot in elk geval 1872. In 1819 verkoopt Ernst Hendrik Börger, getrouwd met Hendrica van Hoorn, de bakkerij aan Johan Christiaan Meijer, die het in 1827 alweer verkoopt aan meester-broodbakker Coenraad Franke en in 1864 bewoont Bakker Jacobus Fredrik Kummerle het huis. In 1857 is hij op 45-jarige leeftijd getrouwd met de 48-jarige Pruisische dienstbode Aleida Deitert.

In 1852 wordt Johan Hendrik Hegger eigenaar voor ƒ 2600,- en zijn erfgenaam Engelbert Hegger verkoopt “het winkelhuis waarin broodbakkerij, met afzonderlijk verhuurde bovenwoningen” in 1872, samen met het achterhuis Koestraat 26, een gecombineerde verkoop die we zien tot 1916. Op een plattegrond van 1909 zien we dat de panden dan ook zijn doorgebroken. Benjamin Samuel Rosenbach en Hijman Abraham Metzelaar verkopen een jaar later zonder winst of verlies. De nieuwe eigenaren Leon en Isaac Trompetter zijn beiden diamantslijpers; Isaac verkoopt zijn helft weer een jaar later aan Leon. In 1880 verkoopt deze aan koopman Isaac Levie Bonnist voor ƒ 10.000,-. Het huis, de insteekkamer, 2-, 3- en 4-hoog zijn bewoond en mogelijk is het pand dan al niet meer in gebruik als bakkerij, de hoofdbewoner is namelijk zeevarende Johannes Heinrich Waldeck; zijn vrouw Willemina Bernart is tapster.

Sloop
Geplunderd in de oorlog

Van woonhuis naar werkplaats

In 1916 verkopen de erfgenamen van Bonnist nummer 37 aan Coenraad Maus, die op nummer 22 zijn steenkolenhandel heeft. De twee panden brengen dan nog niet de helft op: ƒ 4100,-. Het achterhuis aan de Oude Hoefijzergang is op dat moment dan ook al onbewoonbaar verklaard, waardoor geen huuropbrengsten meer te verwachten zijn.
Voor de brandstoffenzaak van Maus is het pandje echter nog prima geschikt als opslagruimte. Als Maus in 1930 verkoopt, voor nog slechts ƒ 2500,-, is alleen nog sprake van het huis aan de Bethaniënstraat; het achterhuis zal dan inmiddels gesloopt zijn. Het kantoor van de anthraciethandel Maus blijft tot eind jaren ’60 van de vorige eeuw op nummer 37. De woningen op de insteekverdieping, 1-, 2- en 3-hoog zijn al in 1929 vervallen; in november 1945 wordt het huis gesloopt.

De nummers 39 en 41 wacht een zelfde lot. In 1879 is de hoofdbewoner van nummer 39 kruier Hendrik Nicolaas de Vos. Als de twee huizen in 1924 worden geveild wordt Nic. De Vos de nieuwe eigenaar. In 1930 worden de huizen onbewoonbaar verklaard; waarna eigenaar N. v.d. Bos in 1931 en 1932 met succes vergunningen aanvraagt om de huizen te verbouwen tot werk- en bergplaatsen. In 1933 worden de onbewoonbaarverklaringen opgeheven maar in augustus 1945 valt dan toch het doek: na plundering van bruikbare (brandbare) onderdelen blijven van 39 en 41 slechts bouwvallen over en wordt de sloopvergunning afgegeven.

Tempel
Hare Krishna

Een nieuwe fase in de geschiedenis van het pand

De onderstukken op de plek van 39 en 41 werden in gebruik genomen voor kleinschalige bedrijvigheid zoals een aannemersbedrijf, machinehandel en fietsenstalling. In 1970 kreeg de plek wel een heel bijzondere bestemming.

Aan het einde van de ‘verlichte’ jaren zestig was de Hare Krishna-beweging vanuit India naar West-Europa gekomen, die ook in Amsterdam de nodige aanhang kreeg. In 1970 werd de fietsenstalling omgebouwd tot een heuse tempel. En zo liepen er 500 jaar na de vestiging van het Bethaniënklooster op deze plek weer monniken – sanyassins – door de Bethaniënstraat. Er woonden ook volgelingen, in 1971 waren dit er negen: Jan, een Frans meisje, een Nieuw-Zeelander en een Engelsman, twee Amerikanen en twee Nederlanders en de driejarige Thor.

De Hare Krishna-beweging had een vredelievend karakter, maar toch viel hun aanwezigheid niet overal in de buurt in goede aarde. Zodra de zon opkwam klonk in de Bethaniënstraat het gezang vanuit de tempel en de kommetjes rijst en groenten op het trottoir, daar achtergelaten uit gastvrijheid voor passerende reizigers, zorgden voor het nodige ongedierte. In 1972 bracht de geestelijk leider een bezoek aan de Bethaniënstraat en kusten zijn volgelingen volgens overlevering de straat waar hij zijn sandalen had neergezet. “Zelden is de Bethaniënstraat zo schoon geweest”, zo staat in het boek ‘Het Bethaniënblok in Amsterdam’ te lezen. Toen de tempel te klein werd verhuisden de sanyassins, maar nog een aantal jaar kwamen zij jaarlijks terug om te zingen en dansen voor de achtergebleven ‘gewijde’ affiches.

Rol van Stadsherstel
Bethaniënbuurt bijna gesloopt

Tijdens de wederopbouw was de Bethaniënbuurt aangemerkt om grotendeels gesloopt te worden. De drie restaurerende instellingen met bezittingen in de buurt – Diogenes, Stadsherstel en Hendrick de Keyser – kwamen in 1962 met een herstelplan met zoveel mogelijk behoud van structuur en bebouwing van de buurt. De gemeente nam het plan gedeeltelijk over, al werd de vernieuwing grootschaliger aangepakt. Stadsherstel werd door de gemeente aangewezen als coördinator-opdrachtgever voor de door de gemeente aangekochte percelen. Verder waren Volkshuisvesting, de gemeentelijke projectgroep Bethaniënbuurt/Nieuwmarkt, de buurtraad en de architect betrokken in het proces.

Het betrof voor een groot deel onderstukken en lege plekken. Ook op deze plek waren alleen nog onderstukken aanwezig. De tuin van dit perceel grensde aan dat van het huidige Koestraat 24-30 en met elkaar vormden zij een restauratie-/ nieuwbouwcluster.

Meer informatie

Bronnen:
Archief Stadsherstel
Delpher
Het Bethaniënblok in Amsterdam, onder de sluier van het verleden vandaan, Simon van Blokland, Frans Duivis, 2016
Open archieven
Over Amsterdam
Stadsarchief Amsterdam

Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect Theo Bosch Architect
Restauratieaannemer Mokveld Bouw & Onderhoud BV

Cookie toestemming
Wij gebruiken cookies om uw gebruikerservaring te optimaliseren en het webverkeer te analyseren. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Lees meer over hoe wij cookies gebruiken. Als u akkoord gaat met ons gebruik van cookies, klikt u op "Ok, ik wil verder".
instellingen
Functionele cookies: deze cookies zijn nodig voor een goed werkende website
Analytische cookies: deze cookies worden gebruikt om statistieken van de website bij te houden. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Tevens wordt het laatste octet van het IP-adres automatisch gemaskeerd.