Bethaniëndwarsstraat 5
Bethaniëndwarsstraat 5, AmsterdamAls de stad zich in de 15e eeuw niet goed raad weet met de opvang van haar zondaressen komt de stichting van een klooster specifiek voor ‘gevallen vrouwen’ als geroepen. Hier kunnen zij als Bekeerde Susteren een nieuwe start maken. Maar de almaar groeiende bevolking heeft ook ruimte nodig. In 1506 wordt de Bethaniënstraat aangelegd, de haaks hierop gelegen Bethaniëndwarsstraat is eveneens in de 16e eeuw bebouwd.
Het klooster bood het stadsbestuur de oplossing voor een probleem
In 1450 krijgen Arent Moey en Weyn Pieter Ghijbertsdochter bij uitzondering toestemming om een nieuw klooster – het 18e – binnen de stadswallen te stichten. Dit specifieke klooster, bestemd voor ‘gevallen vrouwen’, is namelijk toch wel interessant voor de stad, die behoorlijk in haar maag zit met de opvang van bedelaressen, dieveggen en prostituees. Bij gebrek aan een alternatief worden ze tot dan vaak opgesloten onder poorten of bruggen. De naam luidt officieel ‘Sinte Maria Magdalena in Bethaniën’, maar in de volksmond wordt het ‘het klooster van de Bekeerde Susteren’: vrouwen die verlossing zoeken van hun zonden kloppen hier aan en worden opgevangen door andere voormalig zondaressen. Maar ook gegoede vrouwen van onbesproken gedrag weten steeds vaker hun weg naar het klooster te vinden.
Het klooster verwerft veel grond tot de stad dit inperkt. In 1506 wordt de Bethaniën Kerkstraat, de huidige Bethaniënstraat, door de stad gerooid en voor publiek verkeer opengesteld: “voert soe sal ande Zuytzijde van de muer van den voirscreven cloester (..) gemaect wordden eenen gemeenen weg van veerthien voeten breet (..) omme dieselve wech bij allen den ghemeenen poirteren deser stede gebruyckt te worden in gaen, keeren ende verkeeren by nachte ende by daghe”.
Na de Alteratie van 1578 wordt het klooster door de stad onteigend.
Achterstallige betalingsverplichtingen
De oudste transportakte van de verkoop van een huis in deze straat dateert van 1584. Net als Bethaniëndwarsstraat 3 en 7 was het huis op deze plek in 1647 in bezit van de regenten van het Dolhuys. De bovenkamers en de kelders werden als separate woningen verhuurd. Uit de archieven over de periode 1795-1823 blijkt dat er gerechtelijke stappen werden aangekondigd tegen de bewoners vanwege achterstallige betalingsverplichtingen.
In 1880 betaalt makelaar W.C. van Slingerlandt ƒ 15.686,- voor de vier panden Bethaniëndwarsstraat 1 t/m 7. In 1885 koopt meestertimmerman en makelaar Zeeger Deenik nummers 3 en 5 voor respectievelijk ƒ 4250,- en ƒ 4252,- en in 1894 wordt S.J. Koopal eigenaar van de nummers 1, 3 en 5 voor elk ƒ 5000,-. In 1892 wordt op nummer 5 een binnenbrand geblust.
In de loop van de 19e eeuw zijn de woningen steeds meer vervallen, wat in 1910 leidt tot de onbewoonbaarverklaring van de kelderwoning. Het onderhuis is daarna nog geruime tijd verhuurd als bergplaats. In 1930 wordt nummer 5, groot 0,42 centiare, voor ƒ 4900,- door Louis Chr. Scheffer gekocht. De huuropbrengsten bedragen ƒ 956,-. In 1933 en 1934 worden onderstukken en woningen te huur aangeboden; de panden zijn dan kennelijk vernieuwd. In 1956 worden de drie panden 1, 3 en 5 weer in één koop aangeboden.
Jaren twintig van de 20e eeuw
In 1924 overlijdt mevrouw Roosje Matteman-Blaaser (1861-1924). In 1890 was zij getrouwd met Alexander Matteman (1859-Sobibor, 1943) en zij waren de ouders van zoon Salomon (1893-Auschwitz, 1942), Kaatje of Kathy (1895-1982) en Betje of Bep (1897-ca. 1972).
Salomon was typograaf van beroep en ten tijde van het overlijden van Roosje getrouwd met Roosje van Cleef (1894- Sobibor, 1943) en vader van een zoon en dochter. Hun gezin woont dan op 5-huis. Kaatje had een verloofde met wie zij in 1926 zou trouwen. Betje woonde met man en zoon in Rio de Janeiro. Uit de advertentie blijkt dat het niet de eerste tegenslag is die het gezin treft.
In de Tweede Wereldoorlog woont weduwnaar Alexander in bij zijn zoon en schoondochter, die inmiddels verhuisd zijn. De twee dochters zullen de oorlog overleven: Kaatje heeft dan inmiddels een zoon en het gezin van Betje, dat in 1934 nog in Brussel woonde, verblijft in elk geval in 1939 en 1942 in Casablanca. Ook Jochem en Rosalina, de kinderen van Salomon overleven de oorlog.
Al in 1985 werd voor Bethaniënstraat 14 – voorheen nummer 16 – en Bethaniëndwarsstraat 7 een plan ontwikkeld, maar realisatie daarvan bleek financieel destijds helaas niet haalbaar. Daarna werd besloten om de door de gemeente verworven panden Bethaniëndwarsstraat 1, 3 en 5, Bethaniënstraat 10 t/m 14 en 18-20 bij het project te voegen, waarbij alleen Bethaniënstraat 14 en 16 (tegenwoordig respectievelijk 12 en 14) zouden worden gerestaureerd.
Maar ook bij die aanbesteding – het was inmiddels begin 1991 – werden de kosten een struikelblok. Daarna is besloten om nummers 14 en 18-20 (huidige nummers 12 en 16-18) als koopwoning te laten ontwikkelen. In oktober 1991 kon dan eindelijk worden begonnen met het herstel van deze hoek in de Bethaniënbuurt. In totaal werden er 14 woningen en – op het huidige nummer vijf – een atelier gerealiseerd: een mooie combinatie van wonen en werken in het historische centrum.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
21 Amsterdamse kloosters
De Bekeerde Suster
Het Bethaniënblok in Amsterdam, onder de sluier van het verleden vandaan, Simon van Blokland, Frans Duivis, 2016
Delpher
Joods Amsterdam
Joods Monument
Open archieven
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: R. Kolkman
Restauratieaannemer: Amstelvliet Bouw
Constructeur: Heyckman