Pijlsteeg 57
Pijlsteeg 57, AmsterdamDe Pijlsteeg is een plek die op een bijzondere manier een inkijkje geeft in hoe het er in vroeger eeuwen in de Amsterdamse handel aan toeging. Zo was hier was de privé rekenschool van Willem Bartjens waar rekenen – noodzakelijk voor de handel – veel aandacht kreeg. En hier was ook een destilleerderij gevestigd met producten die o.a. verkrijgbaar waren in Suriname.
Een beroemd rekenmeester
In de Pijlsteeg was van 1591 tot 1618 de school van rekenmeester Willem Bartjens te vinden. Het onderwijs stond aanvankelijk sterk in dienst van de religie, want van een scheiding tussen ‘kerk en stad’ was nog nauwelijks sprake. Vakken als latijn en zingen waren op school de hoofdzaak, en lezen en schrijven werden ook wel nuttig geacht. Zedelijk verheffend was het allemaal zeker, maar niet afgestemd op de praktijk van de kooplieden, die in de 16e en 17e eeuw in Amsterdam de toonaangevende groep waren. Zij deden onder andere zaken met de VOC en de WIC, of hadden daar aandelen in. Om zaken te doen moest je goede brieven kunnen schrijven en vooral prima kunnen rekenen. Maar dát vak werd op de stadsscholen niet of nauwelijks onderwezen! Dus ontstonden er allerlei particuliere schooltjes, ‘bijscholen’ genoemd.
Een ‘bijschoolhouder’ wiens naam nog eeuwenlang bekend bleef, was Willem Bartjens. Rekenen kreeg op zijn school veel aandacht. En: hij was zo slim om zijn eigen rekenopgaven (gericht op de praktijk van handel en bankwezen) op de markt te brengen. Deze uit het leven gegrepen opgaven hadden de vorm van rijmpjes. Tot in de 19de eeuw bleef zijn boekje in gebruik! En “rekenen volgens Bartjens”, is nog steeds een staande uitdrukking in de Nederlandse taal. Er bestaat zelfs een vaktijdschrift voor de praktijk van het reken-wiskunde-onderwijs op het primair en speciaal (basis)onderwijs, voortgezet onderwijs en het mbo, genaamd “Volgens Bartjens”.
Kruiden en specerijen
Ook een ander bedrijf in de Pijlsteeg kreeg te maken met de kooplieden van de VOC en WIC : de likeurstoker Wynand Focking, die hier al vanaf 1730 een bedrijf heeft. In de zeventiende eeuw brachten de VOC en WIC schepen met kruiden, specerijen en suiker uit de koloniën, zoals Suriname, naar Amsterdam.
Toen de bittere sinaasappels uit Curaçao in alcohol geconserveerd werden op de schepen, werd ontdekt dat de alcohol niet alleen de sinaasappels conserveerde, maar ook smaak aan het distillaat gaf. Door dit te combineren met rietsuiker en het her-distilleren van de drank, is het gelukt om een zeer aangenaam nieuw product te verkrijgen. Na de uitvinding van deze sinaasappellikeur, die een groot succes was, ging Wynand Fockink over tot het maken van andere soorten likeur, waarbij het bedrijf verschillende smaken mengde om nieuwe dranken te creëren. Zo werden de Nederlanders de uitvinders van zoete likeuren.
In het begin was likeur alleen voor de rijken, vanwege de hoge prijzen. Ook de rijken in de koloniën dronken likeuren, zo ook de likeuren van Wynand Fockink. In advertenties in verschillende Surinaamse kranten worden de likeuren aangeboden. De Curaçao bitter is nog steeds bij Wynand Fockink in de Pijlsteeg te krijgen. Ook de kelderflessen waar de drank mee vervoerd werd zijn daar te zien.
De beroemde jenevers en likeuren
Wynand Fockink maakte ook jenevers. Toen er nog in tot slaaf gemaakten gehandeld werd, was jenever één van de ruilmiddelen voor hen.
In Amsterdam waren er diverse (jenever)destilleerderijen in de 16e en 17e eeuw. Dus was het eenvoudig de beschikbare alcohol aan te wenden voor de likeurproductie. Sommige Amsterdamse destilleerderijen vervaardigden daarom zowel jenever als likeur. In de belangrijkste haven van de wereld waren alle mogelijke grondstoffen opgeslagen. De likeurstokerijen verkochten hun drankjes ook in proeflokalen, zoals dat van Wynand Fockink.
Maar het lokaal van Wynand Fockink was het enige zonder meubilair. Ze hadden- en hebben nog steeds – alleen een lage bar, zodat je voorover moet bukken om het vol geschonken glas naar binnen te kunnen slurpen.
Bij de destilleerderij worden ook nu nog steeds likeuren en jenevers geschonken die ook nog op dezelfde manier worden gemaakt als in de 17e eeuw. Likeuren zoals de ‘Boswandeling’ en de ‘Half en Half’ hebben Wynand Fockink wereldberoemd gemaakt.
Dit pand met een lijstgevel staat naast het hoekpand met de Oudezijds Voorburgwal. Het pand is 18e eeuws, met een gevel met rechte lijst uit de 19e eeuw. Op een bouwtekening is te zien dat het toen pakhuis “De Komeet” genoemd werd. In 1869 werd het verbouwd voor de destilleerderij van Wynand Fockink.
Stadsherstel nam verschillende panden in de steeg over die vroeger van de destilleerderij waren en zorgt ervoor dat er weer gewoond en gewerkt kan worden. In onze #OmDeDagEenMonument nieuwsbrieven werden in 2023 al die panden beschreven. Op de beschrijving van 1 woning reageert Jan Vredenburg: hij blijkt vroeger in het Stadsherstelmonument nummer 43 t/m 51 gewoond te hebben, en vertelt tegen één van onze vrijwilligers over de straat waar hij van 1949 tot 1952 woonde.
Hij schreef over de herinneringen van zijn moeder een boek. Het gezin Vredenburg kwam in 1943 vanwege de ‘Arbeitseinsatz’ hier wonen. Ze woonden op de tweede verdieping en zaten dicht bij de zolder die – zoals in zoveel panden vroeger- verbonden was met andere zolders van buurpanden, door middel van een vluchtluik. Mochten de Duitsers aan de deur komen dan kon vader naar boven vluchten en dan langs de zolders van de drie tussenliggende huizen zich verstoppen op de graanzolder van Wijnand Fockink. Deze woning met onderduikplek hielp het gezin de oorlog door.
Toch geen goede omgeving voor een jong kind
Jan Vredenburg werd in 1949 in de Pijlsteeg geboren. Zijn moeder was coupeuse van beroep en werkte voor de oorlog bij modehuis Sträter (nu Claudia Sträter). Daarna maakte zij jurken en hoeden voor de dames op de wallen. Als zijn moeder aan het werk was, werd Jan ondergebracht bij Tante Dien, de buurvrouw, die achter de tap stond in het proeflokaal van Fockink. Zij was dol op de kleine Jan en hij op haar. Ze verwende hem met zoute bolletjes en limonade en ook de omes en tantes die het proeflokaal bezochten deden dat.
Jan beschrijft in zijn boek zijn ouderlijk huis: ‘Links is aan de straatkant een keukengedeelte, met daarnaast het toilet. Rechts het achterste deel, dat opgedeeld is in een woon/zitgedeelte met daarnaast een kleine slaapkamer…. In het tussengedeelte van het huis is tegen de muur een smalle trap naar een zolderverdieping, waar een tweede slaapkamertje gecreëerd is. In de achterwand van het kamertje is een schuifdeur, die toegang geeft tot de zolder die over alle huizen heen loopt en uitkomt op de graanzolder.’
Uiteindelijk vonden zijn ouders dit geen goede omgeving om een kind op te laten groeien, en in 1952 verhuisde het gezin naar Badhoevedorp.
Bronnen:
“Ik zal altijd voor je blijven zingen” Jan Vredenburg, Uitgeverij Davey Jones Publishing ISBN 978-94-6217-997-4
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Architectenbureau Rappange BV Amsterdam
Restauratieaannemer: Vink Bouw BV