Spaarne 11
Spaarne 11, HaarlemOp een prachtige plek aan het Spaarne, in een flauwe bocht recht tegenover het Teylers Museum, ligt het rijksmonument op nummer 11. Haarlem was in de middeleeuwen een echte bierstad en Haarlems bier was ook in Amsterdam – waar de waterkwaliteit slecht was – erg geliefd. De stad kende vele bierbrouwerijen; ook ons pand aan was ooit een brouwerij. Later kreeg het uiteenlopende functies, met bijbehorende ingrepen en verbouwingen. De meest spectaculaire is wel de neoclassicistische stijlkamer. Nu is daar de Opvoedpoli gevestigd. Op de verdiepingen zijn vijf appartementen met schitterend uitzicht.
Hop doodt bacteriën en is rijk aan vitamine B
De eerste bebouwing op deze kavel dateert waarschijnlijk uit de 14e eeuw en bestond uit een woonhuis aan het Spaarne, met daarnaast een poortje naar de achtergelegen bierbrouwerij.
Het Spaarne was in de middeleeuwen een belangrijke locatie voor de vestiging van bierbrouwerijen. Was bier daarvoor iets dat huisvrouwen thuis brouwden, vanaf de veertiende eeuw werd het een serieus ambacht, waar bovendien goed geld mee te verdienen viel. Haarlem telde in de vijftiende eeuw ongeveer 150 brouwerijen, waarvan de meeste zich langs het Spaarne en de Bakenessergracht bevonden.
Brouwers gebruikten rivierwater voor het maken van bier. Ook werden over water grondstoffen aangevoerd als graan, hop en het turf dat gebruikt werd voor het stoken van de bierketels en werd het bier via het water afgezet. Het grootste deel van de productie werd geëxporteerd, bijvoorbeeld naar Amsterdam waar de kwaliteit van het grachtenwater zo slecht was, dat het niet gebruikt kon worden als grondstof.
Het alcoholpercentage, al was dat lager dan het bier wat we nu kennen, zorgde ervoor dat bier hygiënischer was dan het vervuilde water, zeker dat van de grachten die ook dienst deden als open riool. De rivier het Spaarne vormde oorspronkelijk een verbinding tussen Haarlemmermeer en het IJ. Deze open verbinding zorgde voor een enigszins zuiverende werking van het water. Hop in het bier doodde bacteriën en is bovendien rijk aan vitamine B.
Toezicht op het reilen en zeilen van het Spaarne
Vervuiling van het water door onder andere de opkomende textielindustrie dat spoelwater loosde op het Spaarne en de Spaarndammersluizen die verzilt water binnenlieten, deden de bierproductie geen goed en in de 17e eeuw kwam Rotterdam op als concurrent, waarna de befaamde Haarlemse bierindustrie definitief positie verloor.
In 1700 kocht Jan de Beer het pand. Na diens overlijden liet zijn zoon Cornelis in 1744 een gedeelte van het complex verbouwen tot modern woonhuis in Lodewijk XIV stijl, waarbij de gevel werd verbreed en het naastgelegen poortje verdween. Boven de deur is uit die periode fraai houtsnijwerk te zien van een beer die bedreigd wordt door een adder, een verwijzing naar de eigenaar:
“Heerenhuis met vlakken gevel en portiek met pilasters van blokken, waarboven kroonlijst met getoogd middengedeelte. In den tympan een beer en een adder.” (Uit: Oude gebouwen in Haarlem, 1907)
Deze Cornelis de Beer was ‘graftmeester’, een oude naam voor havenmeester of kaaimeester, die toezicht hield op de grachten binnen de stad. Hij was samen met Jacob Hooft verantwoordelijk voor het stuk “tusschen de Gravesteene- en Vis- of Melkbrug”: het gedeelte waaraan Spaarne 11 gelegen is. De graftmeesteren moesten er onder meer op toezien dat “niemand op de graften eenigen puyn zal brengen”, op boete van drie guldens ten behoeve van de graftmeester.
Uitbundige decoraties in Lodewijk XVI stijl
In 1782 kreeg de kunstenaar Jacob Elias van Varelen (1757-1840) het pand in bezit. Waarschijnlijk heeft hij opdracht gegeven tot de aanleg van de stijlkamer in Lodewijk XVI of neoclassicistische stijl die zich op de begane grond aan de rechtervoorzijde bevindt.
De kamer is voorzien van een uitbundig gedecoreerd plafond met in het midden de kop van de zonnegod Apollo, omkranst door stralen. Er is een schouwboezem in stuc met rijke versieringen, waaronder een medaillon met een Minervakop: godin van de wijsheid en de kunsten, maar ook van de oorlog. Dit medaillon wordt omgeven door een lauwerkrans, een palmtak en een lauriertak. De schouw zelf is een zwart hardstenen 19e-eeuws exemplaar. Boven de entree bevindt zich een mooi bewerkt bovenstuk – ook in stuc uitgevoerd – dat een zuil voorstelt met daaronder een medaillon met een afbeelding van Mercurius, de god van de handel. Daarbij liggen verscheidene attributen die met de handel in oorlogstijd te maken hebben. Naast een mercuriusstaf, geld, boeken en een ganzenveer in een inktpot zijn ook te zien: een vaandel, kanonnen met kogels en een haan, die waakzaamheid verbeeldt. Rondom de zoldering lopen verschillende gedecoreerde lijsten.
Het plafond was al lange tijd in zeer slechte staat. Al 15 jaar voordat het pand in ons eigendom kwam en vakatelier Rescura kon overgaan tot het echte herstelwerk ervan, hadden zij steunlatten aangebracht ter ondersteuning van het loslatende stucwerk.
Van sigarendrogerij, bloemist en beeldhouwatelier tot confectiebedrijf
In 1883 staat het huis te huur, voor fl. 800 per jaar. In 1896 geven B&W vergunning aan de firma W.H. Voet om er een sigarendrogerij te vestigen. Begin 20e eeuw deed het pand langere tijd dienst als bloembollen- en zaadhandel. Op een foto uit 1930 zien we boven de poort links “Beeldhouwerij J.P. Maas & zonen”.
Deze Johannes Petrus Maas (1861-1941) was een bekende Haarlemse beeldend kunstenaar die een atelier had voor kerkelijke bouwkunst. Hij maakte onder meer beeldhouwwerk voor de Sint-Bavokathedraal en Heilig Hartkerk in Haarlem. Hij was vooral bekend om zijn heiligenbeelden, maar maakte ook altaren, kerkmeubilair en grafmonumenten. Zo zijn in Amsterdam het Heilig Hartbeeld op het Begijnhof en een beeld van Jozef en Jezus in de Nicolaaskerk van zijn hand. Bekend is dat hij een atelier had aan de Bakenessergracht en aan het Spaarne 90, maar mogelijk dus ook een bedrijfsruimte of opslag op nummer 11. Na de Tweede Wereldoorlog kreeg het als bedrijfspand verschillende functies, zo was er in de jaren vijftig een confectiebedrijf gevestigd.
Een pand vol geheimen
De interne indeling is in de loop der tijd rigoureus veranderd – zo werd er, waarschijnlijk in het eerste kwart van de 19e eeuw, een achterhuis gebouwd en nog weer later in 1895 een pakhuis. Dit pakhuis is later gedeeltelijk bij het achterhuis getrokken; de rest is bewoond en niet in ons bezit. Veel monumentale onderdelen zijn bij al die ingrepen verloren gegaan, waardoor het lastig is om de bouwsporen af te lezen.
Het blijft een pand vol geheimen. Tijdens de restauratie deden we steeds onvermoede bouwkundige vondsten. Het geheel lijkt wel een ingewikkelde lappendeken. Her en der zijn ramen en deuren en doorgangen dichtgemetseld of juist aangebracht. Zo kwamen achter het stucwerk van de hal, dat in slechtere staat verkeerde dan gehoopt en grotendeels losliet, openingen van 18e-eeuwse ramen tevoorschijn. Eén van deze ramen is teruggebracht. En vermoedelijk lag achter de huidige voordeur, waar nu een statige marmeren gang loopt, oorspronkelijk een steeg met links en rechts afzonderlijke gebouwen. Deze zijn later achter een nieuwe gevel tot één gebouw samengevoegd.
Ver onder de opgehoogde tuin ligt een kelderkamer, wat aannemelijk maakt dat dit eens dijkhuizen zijn geweest, gelegen aan het dijkje dat de Spaarneoever eens was, met een lager gelegen gebied erachter. In de kelderruimte troffen we over een groot aantal vierkante meters een dicht metselwerk van bijna 2 meter dik aan.
Wij kochten het prachtige maar bouwvallige pand toen het al geruime tijd leeg stond. Binnenmuren waren gescheurd en verzakt, een nieuwe fundering was nodig en de constructie moest op veel plekken worden verbeterd. Tal van historische details zijn bewaard gebleven. De unieke stijlkamer is in oude glorie hersteld. Het rijk geornamenteerde plafond is op ingenieuze wijze weer stevig bevestigd aan de tengels, zodat zonnegod Apollo goed over de ruimte blijft schijnen. Op basis van kleuronderzoek konden we het oorspronkelijke palet – een enigszins donkere olijfgroene kleur – terugbrengen.
De grote muurvlakken zijn afgewerkt met zijdebehang waarin rood en groen gemêleerd zijn opgenomen. De prachtige brede grenen vloerdelen konden voor het grootste deel worden hergebruikt, vloerdelen die we tekort kwamen, werden uit een oude balk gezaagd. Op de begane grond en de tussenverdieping is een kantoorruimte gerealiseerd. Daarboven kwamen vijf woningen, met dakterras en magnifiek uitzicht over het Spaarne. Een nieuwe entree voor deze woningen met trappenhuis en lift, is gemaakt in het steegje links naast ons pand.
Spaarne 11 was, na ons 1e Haarlemse pand Begijnhof 20, het 2e bezit in de Spaarnestad. We kochten het van de directeur van Stadsherstel Haarlem. De succesvolle restauratie, waarvoor wij in 2012 de Lieven de Key penning ontvingen, leidde ertoe dat de Haarlemse B.V. in 2009 de rest van zijn bezit overdroeg aan ons.
Monumentale omgeving
De bedrijfsruimte is sinds de oplevering in 2011 in gebruik door de Opvoedpoli. Deze organisatie met meerdere vestigingen in het land, biedt hulp bij psychische problemen van kinderen en jongeren. Zij doet dit met een oplossingsgerichte aanpak en in samenwerking met de ouders en/ of het gezin.
Stadsherstel is blij met deze sociaalmaatschappelijk zeer relevante bestemming. Het is bovendien een prachtige gelegenheid om monumenten onder de aandacht te brengen bij de jeugd, een doelgroep die niet altijd even goed in aanraking komt met ons erfgoed. Door de monumentale omgeving maken zij kennis met de stijlkamer en de prachtig gerestaureerde, rijke decoratie van dit rijksmonument.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
De Binnenvaart, website
Delpher
Gemeente Amsterdam, website
InfoNu Bier in plaats van water in de middeleeuwen, website
Keuren en ordonnantien der stad Haerlem (1755)
Naamwijzer van de ed. groot achtbaare regeering der XXXII. raaden der stad Haerlem (1765)
Oude gebouwen in Haarlem, J.A.G. van der Steur (1907)
Rescura
Stadsarchief Amsterdam
Vrienden van de Bakenes, website
Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
Kentie en Partners Architekten
Schakel & Schrale
Rescura B.V. Vakatelier voor restauratie & decoratie
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed