De Dry Geslingerde Colommen
Sint Nicolaasstraat 64, AmsterdamHet rijksmonument Sint Nicolaasstraat 64, voorheen nummer 50, is meerdere malen inzet van strijd geweest. Zo was het een van de tientallen panden die huisjesmelker Hendrik Tabak eind jaren zestig in deze buurt in bezit had. Hij wil er een grote parkeergarage neerzetten, maar dit plan gaat niet door. Daarna speelt zich er een kat en muis-spel af tussen de politie en de krakers. Dan is er nog de strijd van de elementen: in 1974 breekt een grote brand uit die een deel van het complex verwoest. Ook wij kregen het pand niet zonder slag of stoot in bezit maar uiteindelijk lukte het en we restaureerden het als onderdeel uit van het omvangrijke ‘Blaeu Erf’ complex, destijds ons meest omvangrijke restauratieproject.
Hier hangt ‘de Dry Geslingerde Colommen’ uit
In 1591 stond er op de plek van het huidige Sint Nicolaasstraat 64 al een huis en erf. Michiel Janszn, kuiper is dan eigenaar.
Jan Hendrixszn is al eigenaar van dit pand als hij in 1639 het naastgelegen pand op nummer 52 koopt waar hij ‘de Dry Vlasblommen’ in de gevel laat zetten. Later krijgt ook dit huis zijn eigen naam: in 1702 als Jan Coolhof het pand koopt hangt hier ‘de Dry Geslingerde Colommen’ uit. Dit blijft zo tot tenminste 1798 als de erfgenamen het huis verkopen.
Als het in 1675 wordt verkocht heeft het een achterhuisje. Eigenaar wordt houtkoper en meester-timmerman Willem Janszn Burggraeff. Van hem bestaat een schilderij dat toegeschreven wordt aan Rembrandt. Er zijn twijfels of het echt van zijn hand is, maar de kans is groot dat ze elkaar in elk geval gekend hebben. Rembrandt kwam veelvuldig in Waterland en begaf zich in doopsgezinde kringen. Zo scheen hij ook de doopsgezinde Waterlandse Rebecca Six (1611-?) te kennen, de latere tweede echtgenote van Burggraeff. Rebecca is mogelijk familie van regent en kunstkenner Jan Six (1618-1700), die Rembrandt ook geportretteerd heeft. Rebecca heeft het huis tot tenminste 1683 in eigendom.
“Goed beklante waschinrichting voor spotprijs”
Tussen 1878 en 1881 is loodgieter W.B. Veldhuis hier gevestigd en in 1885 krijgt Anna Margaretha van Eekeres, huisvrouw van timmerman Jacobus Johannes Wichers een vergunning voor ‘verkoop van sterken drank in het klein’. Vaak diende dit als aanvulling op het inkomen. In 1889 wordt het winkelhuis met erf verkocht voor f 5.700,-. In 1895 moet er paniek zijn geweest op 3 hoog als de bewoner aangifte doet van zijn zoon die dan al enige dagen niet thuis is gekomen.
Rond de eeuwwisselling is er in dit pand een ‘goed beklante waschinrichting’ gevestigd, die in 1902 voor een spotprijs te koop wordt aangeboden. Op een van de weinige historische foto’s staat het uithangbord van deze wasserij in circa 1905 afgebeeld. Het is dan een druk straatje vol winkeltjes en neringen.
“Er is alleen stromend water als het regent”
Zakenman en speculant Hendrik Tabak (1900-1974) wordt in 1968 eigenaar van het complex panden aan de Nieuwezijds Voorburgwal en Sint Nicolaasstraat. Tabak, die bekendstaat als de grootste huisjesmelker die Amsterdam ooit gekend heeft, begon op 12-jarige jongen met een groentekar op de Haarlemmerdijk. Hij mocht van zijn vader pas naar huis als hij ‘los’ was. Op zijn 18e kocht hij zijn eigen paard en wagen én eerste huis. Eind jaren twintig kocht hij zijn eerste blokje huizen.
In de oorlog collaboreerde Tabak met de Duitsers en daarna richtte hij zich op schadeauto’s en het opkopen van panden. Alleen al in het stukje stad tussen Nieuwezijds Voorburgwal en Singel bezat hij tientallen panden, maar hij scheen in totaal zo’n 1600 pauperwoninkjes te bezitten, over het algemeen in slechte staat: in sommige panden was er “alleen stromend water als het regende”. Krakers en andere lastige huurders konden de door hem opgerichte ‘Vereniging ter Bescherming van Particulier Bezit’, oftewel knokploeg, voor de deur verwachten.
‘Geldwolf’ Tabak maakte zich met zijn praktijken allesbehalve geliefd en in 1974 – hetzelfde jaar als de grote brand in het complex Nieuwezijds Voorburgwal / Sint Nicolaasstraat – werd hij in een van zijn panden overvallen en beroofd van een portemonnee met f 3.000,-. Een week later overleed hij, en de Amsterdammers waren het erover eens: “Tabak stierf aan het verlies van die paar duizend gulden, niet aan zijn verwondingen”.
“Brandbestrijding zou hier zelfmoord zijn”
In november 1974 breekt een grote brand uit. Het komt niet als een verrassing: al in augustus blijkt de brandweer in een rapport aan de burgemeester over het brandgevaarlijke complex te hebben gewaarschuwd “dat de brandwacht bij het uitbreken van een brand niet zou optreden (wat zij overigens uiteindelijk wel zullen doen), omdat dit ‘zelfmoord’ zou zijn”. Een samenloop van omstandigheden leidt uiteindelijk tot deze noodlottige brand waarbij een kraker om het leven komt.
In het voorgaande jaar is er een aanvaring als twee jonge politieagenten tijdens een routinecontrole een halfnaakte en ‘trippy’ kraker aantreffen die ze halfslachtig bedreigt met een sierbijltje. Een van de agenten raakt daarbij in paniek en trekt zijn pistool om de man in zijn bovenbeen te schieten. Het schot raakt echter zijn geslachtsdelen. Het voorval leidde ertoe dat er geen routinecontroles meer mochten worden uitgevoerd in de heroïnekraakpanden.
De zelfbenoemde ‘baas’, Sjakie, voelde zijn machtspositie feilloos aan en vertelde de dienders doodleuk dat hun baas zelf had gezegd dat ze niet meer mochten komen zonder huiszoekingsbevel. Als ‘loodsmannetje’, oftewel tipgever van de politie, was er tussen Sjakie en de politie een bijzondere onderlinge verhouding gegroeid, waarin Sjakie steeds meer voor het zeggen kreeg en de politie haar greep op de situatie verloor.
Na de dood van Tabak verkochten de Erven het complex aan de firma Renac die het op zijn beurt in 1978 aan Stadsherstel verkoopt. De troosteloze dichtgetimmerde huizen zijn dan weinig meer dan een ruïne. In het grootste en meest omvangrijke restauratieproject van Stadsherstel tot dan toe, ‘Blaeu Erf’ (genoemd naar de beroemde cartografen-uitgeversfamilie), worden maar liefst twintig panden in het gebied tussen de Nieuwezijds Voorburgwal, Sint Nicolaasstraat en de Sint Geertruidensteeg in twee delen gerestaureerd. De tweede fase omvat in 1982 de even panden aan de Sint Nicolaasstraat, een paar panden aan de Sint Geertruidensteeg en Nieuwezijds Voorburgwal 87 tot en met 93.
Van het rijksmonument op het huidige nummer 64 (voorheen nummer 50) zijn delen van de originele skeletconstructie bewaard gebleven. De halsgevel met gebogen lijstvormig fronton en klauwstukken met aanzetvoluten is samen met de pilaster-trapgevel van nummer 52 (het huidige nummer 66) herbouwd in de dertiger jaren van de vorige eeuw. Bij deze grootscheepse verbouwing is het interieur van de beide panden geheel vervangen. Een zogenaamde geknipte voeg zorgt voor een authentieke uitstraling van de voorgevel.
Op de huidige nummers 66 en 64 is het Dispuutgezelschap voor vrouwelijke studenten ‘Lllorien’ gevestigd.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam Monumentenstad
Blaeu Erf, het restauratieproject van Stadsherstel, 1984, uitgave Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Maatschappij tot Stadsherstel
De Gids. Jaargang 73. P.N. van Kampen & zoon, Amsterdam 1909, Rembrandts geloof
Delpher
Ons Amsterdam
Stadsarchief Amsterdam
Het vrije volk : democratisch-socialistisch dagblad, artikel “Het fort van Sjakie”, 07-12-1974
Aan dit project hebben meegewerkt:
Aannemingsbedrijf H.J. Jurriëns BV