Roomolenstraat 11
Roomolenstraat 11, AmsterdamDe speelse, sierlijke Lodewijk XV- of Rococo-stijl kon zich maar moeilijk voegen naar de rechte halsgevel. De klokgevel leende zich hier veel makkelijker voor. Roomolenstraat 11, op de hoek met de Langestraat, met de Rococo-hals is dan ook een zeldzaamheid. Sinds 1637 woonden eeuwenlang vele broodbakkers in het pand.
Een 16e-eeuwse torenmolen aan het Singel
De Roomolenstraat behoort tot de derde uitleg van Amsterdam vanaf 1612, toen de westelijke grachtengordel tot aan de Leidsegracht werd aangelegd. Het is een dwarsstraatje tussen Singel en Herengracht, die evenwijdig loopt aan de Bouwersgracht.
In de loop der eeuwen heeft de straat verschillende namen gekend. In de archieven komen we ons pand tegen als gelegen in achtereenvolgens de Molenstraat, Nieuwe Molensteeg, Oude Molensteeg, Oude of Roomolensteeg en Ros- of Roomolensteeg. Maar ook afgeleiden van de Langestraat, die kruist met de Roomolenstraat, kwamen voor: Korte Langestraat, Langedwarsstraat en Dwarslangestraat. In 1884 tenslotte wordt de naam formeel door de gemeenteraad gewijzigd in Roomolenstraat.
Deze Roode of Roo Molen, een korenmolen, stond vanaf 1518 min of meer in het verlengde van de Roomolenstraat aan de overzijde van het Singel, bij de Stromarkt. Tussen alle standerdmolens was dit de enige bovenkruier, een tot molen omgebouwde vestingtoren met zes en later vier wieken. We zien de molen terug op de plattegrond van Cornelis Anthonisz. uit 1538. In en om de stad zijn dan tien molens te ontdekken, waar steden als Deventer en ’s-Hertogenbosch er tweemaal en Antwerpen en Gent zelfs tienmaal zo veel telden. In 1545, dus lang voordat de Roomolenstraat werd aangelegd, is deze molen alweer afgebroken.
Van oudsher woonden hier bakkers
Het pand op de hoek van de Roomolenstraat met de Langestraat kent een lange bakkersgeschiedenis. De oudst bekende eigenaar uit 1637 is bakker Reijnert Gerritsz. Hij verkoopt zijn huis en erf in de – toen nog – Molenstraat in 1648 voor ƒ 2700,- aan Tjerck Hayes, eveneens bakker. In 1675 verkoopt zijn weduwe het huis, nu met het adres Langestraat op de hoek van de Oude Molensteeg, voor ƒ 3150,- aan bakker Arend Harmensz. Als de kinderen en erfgenamen van zijn weduwe het huis in 1707 verkopen staat de toevoeging ‘Terwe’ achter zijn achternaam. Van de volgende koper, David Golts is geen beroep bekend. Hij betaalt ƒ 3000,-. In 1718 brengt het huis weer ƒ 3150,- op als zijn weduwe het verkoopt. Bij de overdracht is sprake van een “huis en erf in de Langestraat, op de hoek van de Oude of Roomolensteeg”. Hendrik van Asten wordt eigenaar.
De jaren daarop zijn het vooral erfgenamen die elkaar uitkopen voor 1/6 of 1/3 deel, tot meester-broodbakker Mourits Klop in 1775 uiteindelijk eigenaar wordt van het gehele pand. Het eerste 1/3 part koopt hij al in 1760; op dat moment bewoont hij het huis al.
De bakkerij was in het buurpand gevestigd
Klop wordt ook eigenaar van Roomolensteeg 13, waar een bakkerij is. Eerder, in 1749, werd Jan Weelingh jr., eveneens meester-broodbakker, eigenaar van de broodbakkerij op nummer 13 door ½ part te kopen uit de insolvente boedel van zijn broer Hendrik, naast zijn eigen geërfde ½ part. Uit deze gegevens mogen we voorzichtig concluderen dat de bakkers woonden in ons pand, terwijl de bakkerij zelf in het naastgelegen pand gevestigd was.
Betaalt Klop in 1760 en 1762 nog respectievelijk ƒ 700,- en ƒ 825,- voor zijn eerste twee derde delen, in 1769 legt Gerrit Hendrik Smit ƒ 2000,- neer voor het laatste 1/3 part, dat zes jaar later voor ƒ 2150,- in eigendom van Klop komt. Het is daarmee aannemelijk dat er tussen 1762 en 1769 een nieuw huis is neergezet. De erven van Maurits Klop en zijn vrouw Anna Margaretha Brenskens verkopen het gehele pand in 1789 voor ƒ 8000,-. Koper is Samuel Putz die samen met Benjamin klop en Arend Delmans was aangesteld tot executeurs-testamentair. Putz en Delmans hadden echter voor de aanstelling bedankt.
Ook in de 19e en 20e eeuw komen we diverse broodbakkers tegen op dit adres. In juni 1918 wordt broodverkooper E. Steenhoven uitgesloten van brooddistributie vanwege “herhaaldelijk verkoopen van brood zonder de daarvoor benodigde bons te ontvangen”.
Bruinbrood ging ‘op de bon’ en witbrood was slechts voor de zwakken
Tijdens de Eerste Wereldoorlog kreeg de bevolking onder meer te maken met stijgende voedselprijzen, levensmiddelenschaarste en brandstoftekorten. Met maatregelen als de Levensmiddelenwet en de Distributiewet werd geprobeerd de gevolgen beperkt te houden.
Maar in 1917 werd een onbeperkte duikbotenoorlog afgekondigd en hierdoor kwam de overzeese handel vrijwel stil te liggen. Daarmee kwam ook de broodvoorziening in gevaar, aangezien een fors deel van het broodgraan afkomstig was uit de Verenigde Staten.
Het leidde tot een landelijk verbod op het bakken van witbrood, behalve voor de zieken en zwakken in de samenleving. Bruinbrood vergde minder tarwe en was voedzamer bovendien. Een landelijk ingevoerde brooddistributie moest zorgen voor een eerlijke verdeling onder de bevolking. De administratie en de uitgifte van de distributiekaarten gebeurde door de gemeentelijke bevolkingsregisters.
Met deze distributiekaart kon – eerst wekelijks, later per elf dagen – bij de bakker of brooddepothouder (filiaalhouder van een broodfabriek) een portie brood worden opgehaald. Onder meer voor mannen die zware arbeid verrichten was er een aanvullingsbroodkaart.
Ondanks deze regeling ontstond er toch een broodtekort en honger in de stad. Dit leidde in het voorjaar van 1918 tot plunderingen van broodkarren en bakkerswinkels in de Jordaan en andere volksbuurten. De nasleep van de oorlog duurde lang: de laatste broodkaarten in Amsterdam werden uitgereikt in 1920.
Het hoekhuis is een van de eerste twaalf aankopen van Stadsherstel in 1957, zo staat vermeld in ons allereerste jaarverslag over de periode 30 augustus 1956 – 31 december 1957. We realiseerden hier negen kamers voor studenten met gemeenschappelijke voorzieningen. Het pand werd bij oplevering in zijn geheel aan de Stichting Studentenhuisvesting verhuurd.
Hiermee werd een zeldzaam voorbeeld behouden van een halsgevel met Lodewijk XV-ornament, voorzien van klauwstukken met hoog opgaande voluten, een gebogen lijstvormig fronton en een kuif op de bekroning. De uitbundige Lodewijk XV-stijl (ook wel Rococo) – ook al werd die hier gematigder toegepast dan in Frankrijk – kenmerkte zich door vrije, sierlijke en asymmetrische vormen die vreemd aandoen op de strakke symmetrie van de halsgevel. Hier zijn dan ook maar weinig voorbeelden van te vinden; de klokgevel nam in deze periode de plek van de hals in.
Het huidige pand dateert van circa 1760 en de houten onderpui is van omstreeks 1820. Deze is in Lodewijk XVI-stijl, die na de late barok van de Rococo de symmetrie en de sobere, strakke lijn van het classicisme terugbracht. Het snijraam is in de verwante empirestijl: zwaar uitgevoerd en fijn-gedetailleerd smeedijzer.
Aan de zijgevel is boven het pothuis de ingang naar de bovenwoningen.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam Cultuur Historische Vereniging
Amsterdams bouwkunst en stadsschoon 1306-1942, Wattjes, J.G., 1944
Amsterdamsche huizen 1600-1800, Slothouwer, D.F., 1928
Delpher
Molendatabase
Molenwereld
Oud-Utrecht.nl
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Prins
Restauratieaannemer: Gékla