Prinsengracht 457
Prinsengracht 457, AmsterdamHalverwege de 17e eeuw werd hier net voorbij de hoek met de Berenstraat gebouwd en kort daarna wordt het nieuwe pand bij executie verkocht. Het huis blijft daarna ruim 100 jaar in dezelfde familie. Voor verse aardbeien hoefden de bewoners niet ver te reizen: de aardbeienmarkt was op de stoep.
Huistimmerman en houtkoper Claeszn bebouwde dit erf
Uit de archieven blijkt dat Volcard Claeszn, een uit Delft afkomstige huistimmerman en latere houtkoper, in 1644 eigenaar wordt en in 1648 begint om het erf ter hoogte van het huidige Prinsengracht 457 te bebouwen. Meerdere andere erven, waaronder ook de beide hoekerven ten weerszijden van de Berenstraat zijn in zijn bezit. Al sinds de erven van de huidige nummers 457 en 455 rond 1615 verkocht zijn door de “commissarissen van de nieuwe fortificatie ende uydeelders deser stede erven” is steeds sprake geweest van één eigenaar. Eerst was dit Hendrick van Cuyck en daarna Pieter Corneliszn, huistimmerman en later arbeider aan de waag in het Clapmutsenveem: vernoemd naar de muts met omgeslagen rand of oorkleppen.
Blijkbaar gaan de zaken niet al te voorspoedig – overigens geen ongewoon verschijnsel in deze branche – want in 1651 worden meerdere panden van Volckert Claeszn Landershoff bij een executoriale boedelverkoop verkocht en krijgen de twee panden voor het eerst verschillende eigenaren. Het hoekpand, dat tegelijk gebouwd is met ons pand, komt in handen van Abraham Corneliszn Coster en schuitenmaker Theunis Corneliszn Tol koopt ons pand voor ƒ 3108,-. De overdracht is in 1656, als Theunis reeds overleden is; het huis komt dan op naam van Grietie Toll en blijft ruim 100 jaar in de familie.
Een van de vermoedelijke woonhuizen van Vondel
Lange tijd werd gedacht dat de dichter Vondel tussen circa 1653-1668 in dit huis “op de Princegraft, op een huis na het hoeckhuis van de Beerestraet” woonde, hoewel ook nummer 459 werd genoemd.
Amsterdam-historicus Van Eeghen die in 1967 onderzoek deed was geneigd te geloven dat Vondel echter aan de noordzijde van de Berenstraat woonde, op adres Prinsengracht 451. Mocht het dit pand op de zuidzijde betreffen, dan huurde Vondel van Theunis en later zijn weduwe.
Eva Toll, kleindochter van Theunis, krijgt drie kinderen. Met Johannes Garengroot dochter Maria Garengroot en na zijn overlijden met Damiaan Walles een zoon Abraham Walles en dochter Bergetta Walles. Ieder is voor 1/3 erfgenaam en na Eva’s dood blijft het huis aanvankelijk gemeenschappelijk onverdeeld eigendom van haar drie kinderen. Abraham en Maria wijzen elkaar als erfgenaam aan, waardoor Maria met zijn overlijden 2/3 part in het huis in eigendom krijgt.
In 1752 kan Maria Garengroot, bejaard en ongehuwd, het laatste 1/3 part in het huis voor ƒ 830,- contant kopen van Hendrik Lageman, de weduwnaar van Maria’s halfzus Bergetta.
In 1773 komt het huis, bewoond door een rouwwinkelier, in eigendom van Hendrik Kramer. Hij koopt het van Gerrit Hummen, weduwnaar van Maria Meijer die voor ½ part erfgename was van Maria Garengroot.
In de Franse Tijd verplaatst
Aan de Prinsengracht is tot begin 19e eeuw tussen de Runstraat en de Berenstraat de aardbeienmarkt gevestigd. De fruitmarkten waren gescheiden van de groentemarkten, hoewel ze zich vaak wel in elkaars nabijheid bevonden. De reden van deze scheiding was dat de groenteverkopers de enige beroepsgroep op de markt waren die niet in een gilde verenigd waren, wat tot chaotische taferelen leidde.
In 1810, de Franse Tijd, besloot de maire op verzoek van de gemeente Aalsmeer om de aardbeienmarkt van de Prinsengracht bij het Molenpad naar de Bloemmarkt (Nieuwezijds Voorburgwal) te verplaatsen, nadat door de thesaurier Dedel eerst geïnformeerd was of de huiseigenaren daar geen bezwaar tegen hadden. Op maandagen werden geen aardbeien aangevoerd, dan was het bloemmarkt. In 1895 verhuisden de diverse bestaande groente- en fruitmarkten naar de Marnixstraat.
Prinsengracht 457 is een smal 17e-eeuws huis oorspronkelijk bestaand uit een woonkelder, bel-etage en een verdieping. Omstreeks 1820-1830 is het pand met twee verdiepingen verhoogd – waardoor de fundering vermoedelijk te zwaar belast is geraakt – en voorzien van een sobere 19e-eeuwse lijstgevel onder een rechte lijst met daarboven een puntdakje. De van oorsprong 17e-eeuwse houten onderpui is toen eveneens gewijzigd.
Als Stadsherstel de panden op nummer 457 en 459 begin 1974 koopt van twee verschillende eigenaren staan ze op de monumentenlijst, verkeren ze bouwkundig in slechte staat en zijn er aanschrijvingen van Bouw- en Woningtoezicht voor herstel. De panden worden gestempeld, in 1983 is begonnen met funderingsherstel voorafgaand aan de restauratie.
Vrijwel alle problemen die zich bij een restauratie konden voordoen, deden zich daadwerkelijk voor. De panden vanaf de hoek (nummer 455), dit pand op 457 en ons pand op 459 leunden alle drie tegen het eigendom van de buurman op nummer 461 aan. Bij de restauratie is deze schade verholpen en de eigenaar van 461 heeft van de nood een deugd gemaakt en daarbij direct ook zijn pand laten restaureren en ook nummer 455, eigendom van de gemeente, werd gelijktijdig aangepakt. Zo zijn uiteindelijk niet twee maar vier panden op dit stukje gracht gerestaureerd: zien Stadsherstellen doet Stadsherstellen!
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdam Monumentenstad
Amsterdamse markten door de eeuwen heen gevolgd door de stad, Theo Bakker
Delpher
Stadsarchief Amsterdam
Vondel’s huis op de Prinsengracht bij de Berenstraat, Isabella Henriette van Eeghen, Amstelodamum, jaargang 054, 1967
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Bouwbureau Stadsherstel
Restauratieaannemer: Merk Minnesma