Bloemgracht 42
Bloemgracht 42, AmsterdamDit huis bleef 175 jaar in de familie van de timmerman die hier drie grachtenpanden en vier achterhuisjes liet neerzetten. De achterhuisjes waren bereikbaar via de inmiddels vervallen Pennengang. Bij de restauratie kwamen oorspronkelijke elementen tevoorschijn als de ‘witjes’ in het souterrain.
Drie huizen aan de gracht met vier achterhuisjes
In 1614 koopt Willem Kemp namens Annetgen en Maritgen Wouters twee erven met nummers 55 en 56 van de Burgemeesteren en Thesaurieren. Elk erf is 20 bij 78 voet. Ze betalen hier net iets meer dan ƒ 800,- voor, waarbij ruim de helft gaat naar melioratie: het ophogen en geschikt maken van het terrein. Bij de volgende verkoop in 1632 is sprake van “een tuin, breed 40 voet, lang 80 voet (…) met het getimmerte daer achter op staende”.
Het zijn de mondige kinderen en de voogden van de onmondige kinderen van wijnkoper Kemp die het perceel verkopen. Waagdrager Michiel Jansz koopt het namens zijn zwager, huistimmerman Lenaert Willemsz voor ƒ 2114,-. Willemsz overlijdt voor 1647 want op dat moment staat zijn weduwe Trijntje Jans vermeld als eigenaresse. In de voormalige tuin worden drie huizen aan de Bloemgracht en vier achterhuizen gebouwd; dochter Neeltje Leenderts krijgt onder meer twee van deze drie door haar vader gebouwde grachtenhuizen toebedeeld.
David Claesz Swaegh, de tweede echtgenoot van Trijntje krijgt na haar overlijden het middelste van de drie grachtenhuizen en de vier achterhuisjes toebedeeld.
Neeltje koopt in 1656 een stuk grond van 12 voet van stiefvader Swaegh, waarop zij een achterkeuken laat bouwen. Ook laat ze een blauwe stoep met ijzeren leuning aan haar huis aanbrengen.
175 Jaar in de familie
Na Neeltjes overlijden worden de twee huizen door haar weduwnaar Huygh Jacobsz Vollenhooff verdeeld over de vier kinderen: Sara, Anna, Cornelia en Jacobus. In 1716 koopt hij het ¼ part dat aan zijn dochter Sara was nagelaten: via haar weduwnaar was het in bezit gekomen van diens zus.
In 1733 koopt apotheker Lambertus van de Poll van Anna 5/16 parten in de twee huizen en erven. Naast haar eigen kwart had zij 1/16 geërfd van haar zus Cornelia. In 1741 voegt Lambertus nog eens 3/16 toe aan zijn bezit als hij dit van Anna’s enige dochter kan kopen. Zij was voor de helft erfgenaam van haar grootvader Huygh, die op zijn beurt weer voor de helft erfgenaam van zijn dochter Cornelia was. Naast het kwart dat Huygh dus zelf gekocht had kreeg hij er op die manier 1/8 bij en was hij eigenaar van in totaal 6/16, waarvan zijn kleindochter 3/16 had geërfd. Voor de 3/16 parten in de twee huizen betaalt Lambertus ƒ 3000,-.
Lambertus wordt daarmee eigenaar van het volledige pand. Via zijn vrouw Cornelia, de dochter en enig erfgenaam van Huygh’s zoon Jacobus is hij namelijk al eigenaar van de andere helft. Jacobus was voor de andere helft erfgenaam van Huygh. Naast zijn eigen kwart kwam hij zo in bezit van nog eens 3/16 via zijn vader. Het laatste zestiende deel heeft Jacobus waarschijnlijk van zus Cornelia geërfd.
De schoonzus is enig erfgenaam
De beide huizen aan de Bloemgracht blijven in de familie. Bij de boedelscheiding van Lambertus krijgen zijn twee zonen en enige erfgenamen – naast andere te verdelen huizen – allebei één huis toebedeeld. Zoon Hugo (1709-vóór 1789) krijgt het huis met verpondingsnummer 2934. Dit komt overeen met het huidige Bloemgracht 56, gelegen aan de Pennengang die naar de achterhuizen leidde. Zoon Jacobus krijgt ons pand op nummer 42 in eigendom.
Hugo trouwt in 1756, 47 jaar oud, met de 43-jarige Gesina Bontekoning (1713-1789). Op het eerste oog geen slechte vangst: na het overlijden van haar moeder het jaar ervoor hebben zij, haar broer en twee zussen een aanzienlijk bedrag van elk ƒ 45.000,- gulden geërfd. Ware het niet dat Hugo en Gesina buiten gemeenchap van goederen zijn gehuwd. De weduwe Gesina is enig erfgename van haar zwager Jacobus en zo komt zij in bezit van Bloemgracht 42. Na haar overlijden krijgt neef en mede-erfgenaam Dirk Hendrik Bosboom (geboren 1749) het perceel in 1790 toebedeeld. Hij zal er niet gewoond hebben; vanaf 1794 was hij althans bewoner van een buitenplaats aan de Nigtevechtse kant van de Vecht. In 1796 verkocht hij ‘de buitenplaats, genaamd Hinderrust met desselven Heerenhuijzinge, thuinhuijs, stijger, schuitenhuis, alsmede het Bosch’ voor ƒ 4000,-.
De buitenplaats was eerst in bezit van Gesina’s broer en later van haar zus, de moeder van Dirk. Bosboom, Commissaris van Amsterdam, Overman van het Lakenbereidersgilde en Kerkmeester der Oude Kerk, verkoopt het huis aan de Bloemgracht voor ƒ 2575,-. De overdracht is in 1807 en de nieuwe eigenaar is Andries Beetz, die al in de periode 1794-1805 in de verpondingskohieren wordt genoemd.
Bloemgracht 42 is een rijksmonument met een halsgevel in Lodewijk XIV-stijl met klauwstukken met een doorboord bloemmotief en een gebogen topfronton met schelp.
In 1978 is de gevel aan de grachtenzijde met het prachtige snijraam gerestaureerd. Bij de ingrijpende restauratie in 1999 is vooral de achterzijde, aan de binnentuinkant van de buren, opgeknapt waardoor het verlaagde tussenhuis en het herplaatste pannendak van het achterhuis nu een harmonieus beeld vormen.
Het smalle pand, 3.90 meter breed, heeft vier woonlagen en een zolder waar drie woningen in zijn gerealiseerd. Voor- en achterhuis zijn samen bijna 16 meter diep. Het souterrain vormt met de bel-étage één woning. In het souterrain zijn nog grote delen van de wanden bezet met de oude witjes en zijn de vroegere stookplaatsen nog herkenbaar.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amstelodamum, Maandblad 48, 1961.
Delpher
Het ontstaan van de Amsterdamse Jordaan, J.Z. Kannegieter
Stadsarchief Amsterdam
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Sytze Visser i.s.m. afdeling Bouwzaken van Stadsherstel
Restauratieaannemer: Vink Bouw B.V. te Wervershoof