Elandsgracht 43
Elandsgracht 43, AmsterdamAls huizen eens konden vertellen. Dan vertelde dit huis ons dat ze eerst aan een gracht gestaan heeft, geen voorname gracht maar een stinkende, dat ze de mooie naam Maria Magdalena droeg en in 1743 vernieuwd is. En dat ze woelige tijden heeft meegemaakt, zoals het aardappeloproer. En nu herbergt ze een mooie winkel in passementen en fournituren.
De naam verwijst naar de leerlooiers
De gracht is, als onderdeel van de Jordaan, aangelegd in de eerste helft van de 17e eeuw tijdens een van de grote Amsterdamse stadsuitbreidingen; de zogenaamde Derde Uitleg. De huizen in deze buurt zijn deels gebouwd voor handwerkslieden. Van de zes grachten die in de Jordaan gedempt zijn, is dit er één: de Elandsgracht werd in 1891 gedempt wegens stankoverlast.
De naam Elandsgracht verwijst naar de geschiedenis van de leerlooiers in dit deel van de Jordaan, in hun bedrijfjes werd van verschillende soorten dierenhuiden leer gemaakt.
In de Jordaan waren ook veel aardappelhandelaren. Zij verhandelden hun waar op de zogenoemde Meermarkt, die liep tussen de Elandsgracht en Lauriergracht. Tussen de Elandsgracht en Rozengracht had je de Aardappelmarkt.
Een week lang is Amsterdam een belegerde stad
Nederland was tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal. In de oorlogvoerende landen was toen een voedseltekort. Rond 1915 trof de voedselschaarste ook ons land. Producten als koffie, kaas, boter en brood waren alleen nog ‘op de bon’ verkrijgbaar. Aardappelen, het volksvoedsel bij uitstek, waren door de oorlog schaars geworden en daardoor niet meer te betalen. Hoewel het eigen volk nauwelijks te eten had, ging de export van aardappelen naar het buitenland gewoon door.
Al in 1916 trokken vrouwen uit de volksbuurten naar het centrum van de stad met leuzen als: ‘Tot hier toe en niet verder’. Deze demonstraties verliepen meestal zonder incidenten. Maar in 1917 was de grens bereikt. In plaats van demonstraties werden er hongeroptochten gehouden. In juli begon bij de voet van de Westertoren een oproer om aardappelen. De arbeidersvrouwen gingen massaal de straat op om uit te zoeken waar de aardappels bleven. Toen baldadige jongens en stakende mannen zich met de onlusten gingen bemoeien, liep de situatie uit de hand.
Politie, marechaussee en militairen werden ingezet tegen de bevolking die overal levensmiddelen en aardappelen stal. Dat leidde in de Jordaan en op de Oostelijke Eilanden tot heftige confrontaties tussen arbeiders, socialisten en de gewapende macht. Pas toen er aardappelen kwamen, keerde de rust in de stad weer terug. Eindresultaat: 9 doden en 114 gewonden.
Marritje was eigenaar van Maria Magdalena en De Geboorte
Het pand dat nu Elandsgracht 43 heet, was in de 17e eeuw Maria Magdalena genaamd, en werd voor zover bekend het eerst bewoond door Marritje Jans Huberts. Deze Marritje Jans Huberts bezat ook het achterliggende pand genaamd De Geboorte. Na haar overlijden in 1679 werd het pand aan de Elandsgracht in 1680 verkocht aan Gerrit Muller, die er ƒ 2517 voor betaalt. Al 8 jaar later verkoopt zijn weduwe het met een forse winst voor ƒ 3400. In het koopcontract wordt een passage opgenomen over het secreet (het toilet): als de buren vinden dat het secreet te dichtbij staat, hetgeen niet bekend is, dan zal de koper het moeten wijzigen volgens de regels van de stad. Maar de buren klagen blijkbaar niet, want bij een verkoop in 1703 (voor ƒ 3500) staat nog eenzelfde soort passage in het contract.
In 1729 brengt het huis ineens ƒ 5500 op, het wordt weer met een flinke winst verkocht. Maar bij een verkoop in 1742 wordt in het contract gesproken over een oud en bouwvallig pand waaraan aanmerkelijke reparaties gedaan moeten worden. Op dat moment woont J. de Rijke daar, met als beroep: Dienaar van de Vierschaar. De vierschaar is de voorloper van de rechtbank, vanouds de ruimte binnen vier scharen (banken), waar rechtgesproken werd. Dit gebeurde in het stadhuis.
Onbewoonbaar maar toch niet helemaal
In 1743 wordt het huis afgebroken en wordt een nieuw pand gebouwd met een Lodewijk XVI klokgevel.
Volgens het bevolkingsregister woonde van 1851 tot 1864 de timmerman E. Ellermeijer in het huis en in 1879 de horlogemaker A.J. Kasten. Op de foto uit 1923 ziet het pand er ook fonkelnieuw uit. Het heeft dan een laat 19e-eeuwse roede indeling. De timmerwinkel van de firma C.M. Geels had hier haar winkel en in het buurpand haar opslag. De twee begane grondverdiepingen waren met elkaar verbonden. Maar lang heeft deze goed uitziende toestand niet bestaan, want al in 1933 werd de tweede verdieping onbewoonbaar verklaard. Maar in 1937 bleek het pand toch nog een werkplaats en vier woningen te bevatten. Sinds 1962 rust er een aanschrijving van Bouw-en Woningtoezicht op het pand, in verband met onder meer de slechte bouwkundige staat van de gemeenschappelijke bouwmuur met nummer 45.
In 1965 verzoekt de toenmalige eigenaar om de tweede verdieping te mogen slopen. Gelukkig is daar niets van terecht gekomen. De huurder van de werkplaats, A.E. van Meersche, kocht het pand in 1966. Daarna volgden de eigenaars elkaar snel op, tot de aankoop van het pand in 1981 door Stadsherstel. Het pand was bij aankoop in een nog slechtere staat.
De architect en de aannemer die Stadsherstel koos voor de restauratie, Joh. A. Riesener en Centraal Bouwbedrijf BV, hebben ook de herbouw ter plaatse van de nummers 45, 47 en 49 gedaan. Op die plek was overigens al jaren een kinderboerderij gevestigd. Omdat er oorspronkelijk een gemeenschappelijke bouwmuur was met nummer 45, moest deze eerst gesloopt worden in verband met trillingsgevaar bij het heien voor de nieuwbouw.
Nadat de bouwmuur was gesloopt kon worden gestart met het funderingsherstel, waarbij men stuitte op vele obstakels in de bodem, hetgeen vertraging opleverde. Door het slopen van de bouwmuur was er ook zicht op de toestand van de balklagen. Deze bleken bij oplegging aangetast door voortdurend inwateren. Ook de kap bleek niet meer te handhaven en moest geheel vernieuwd worden.
De bebouwing op de binnenplaats werd ook aangekocht door Stadsherstel, daarna gesloopt en vervolgens werd de achtergevel herbouwd.
Passementen en fournituren
Weetje: passementen zijn kwasten, franjes, koorden en banden die voor allerlei doeleinden als versierend element ingezet kunnen worden, zoals bij kleding. Maar vooral versierden ze in de 19e en in de 20e eeuw gordijnen, sofa’s, lampenkappen, uniformen en feestelijke kleding. Ze waren van katoen, wol of zijde, met goud en zilver doorgewerkt en in alle kleuren verkrijgbaar. Als je je in passementen specialiseerde, zoals H.J. van de Kerkhof dat deed, dan bleken hier tienduizenden soorten van te bestaan. Hun winkel was de enige op dat gebied in Amsterdam.
De groot- en kleinhandel in passementen werd in 1938 opgericht door Hendricus Johannes van de Kerkhof, geboren in het Duitse Duisburg. Hij begon aan de Wolvenstraat aanvankelijk met een behangerij annex stoffeerderij, maar langzamerhand kwamen er steeds meer meubel- en kledingfournituren bij. In 1983 nam Van de Kerkhof jr. de zaak over.
Uit alle delen van het land kwamen de klanten naar deze bijzondere winkel. Interieurdecorateurs, stoffeerders, confectiebedrijven, modeontwerpers, decorbouwers, kostuumontwerpers voor opera, ballet en toneel, maar ook veel particulieren die hun kleding, huis en haard wilden opfleuren met kwasten en franjes. Een sortering zoals die van dit bedrijf zou nu nooit meer bij elkaar te brengen zijn. Gelukkig wilde Manuella Groot, een dochter van Van de Kerkhof, de winkel voortzetten; sinds juli 2010 is ze gevestigd op de Elandsgracht 43.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Delpher
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Joh. A. Riesener
Restauratieaannemer: Centraal Bouwbedrijf B.V.