Buiksloterdijk 228
Buiksloterdijk 228, AmsterdamTussen 1863 en de inlijving van de gemeente door Amsterdam in 1921 was hier het raadhuis van Buiksloot. Het houten huis was oorspronkelijk niet met die functie gebouwd: in het tweede kwart van de 18e eeuw woonde hier een kaasmaker. En in 1825 werd het pand in gebruik genomen als school met onderwijzerswoning ernaast. Toen de school niet meer voldeed trok de gemeente erin die voorheen vergaderde in een herberg.
De zilveren zwaan heeft een hoofdrol op de Waterlandse Wapens
Midden in ‘het Dorp’, zoals dit deel van de Buiksloterdijk genoemd werd, staat het voormalige houten raadhuis uit de tijd – tussen 1811 en de Amsterdamse annexatie in 1921 – dat Buiksloot nog een zelfstandige gemeente was. Met een eigen wapen dat vrijwel gelijk is aan dat van de Unie van Waterland, die bestond uit Broek in Waterland, Ransdorp, Landsmeer, Zuiderwoude, Zunderdorp en Schellingwoude, waar Buiksloot destijds toe behoorde. Op het schild van keel (rood) een staande zilveren (witte) Waterlandse zwaan met in de rechterpoot een bundel van zes gouden zogenaamde ‘eendrachtspijlen’. De zwaan heeft een eveneens gouden halsband en staat op een ondergrond van sinopel, een heraldische kleur groen.
Tot 1814 maakte Buiksloot onderdeel uit van het bangebied (rechtsgebied) van Schellingwoude en voerde het dorp dan ook dat wapen. In de gevel van de Buiksloterkerk bevindt zich een gevelsteen met het oudere wapen.
In de kerk is dit wapen te vinden voorzien van een verzameling letters – BVEDTPVGRIWVSWEBS – die staan voor de spreuk:
Boompje Van Essen Douwe
Twaalf Penningen Van Gouwe
Rood Is ’t Wapen Van SchellingWouwe
En BuijckSloot
De onderwijswet van 1857 maakte korte metten met het pand
Het raadhuis werd echter niet als zodanig gebouwd. Oorspronkelijk was het de woning van kaashandelaar Claas Alkmaar, een van de notabelen in het dorp, die in de tuin achter het huis ook een kaaspakhuis had. Later woonde hier zijn weduwe, de benedenverdieping werd toen verhuurd. In 1745 erfden Reimina Alkmaar (1712-1791) en haar echtgenoot Arent Bolding het huis. Na haar overlijden is zoon Klaas Bolding (1748-1794), getrouwd met Jannitje van Keeren, erfgenaam. Jannitje overleeft Klaas en hertrouwt met Akkerman Bak, die het huis in 1804 in bezit heeft en vier jaar later verkoopt aan Cornelius Schaap. Matthijs Kroon koopt het huis in 1816 van de erven Schaap en drie jaar later wordt Gerrit Kallenbach eigenaar. Nog weer twee jaar later, het is dan inmiddels 1821, is Izak de Vijver erfgenaam.
In 1825 koopt de gemeente Buiksloot het grote huis op het Oosteinde en verbouwt het tot school (aan de rechterzijde) met onderwijzerswoning (in het linkerdeel). In 1857 blijkt het schoollokaal ‘geheel ongeschikt’ volgens de wettelijke eisen. De onderwijswet van dat jaar stelde namelijk nieuwe kwaliteitseisen en de school van Buiksloot was vochtig, had te weinig ruimte en gebrek aan raamlicht. Bovendien moest er veel gerepareerd worden aan de vloeren en de zijmuren. Het was beter naar een ander gebouw uit te kijken.
Compleet met raadszaal, trouwkamer en kantoorruimte
In 1860 werd dan ook het koetshuis van logementhouder Arie Boer, iets verder op de dijk, gekocht en verbouwd tot schoolgebouw. De onderwijzerswoning werd gehandhaafd op de oorspronkelijke locatie maar het voormalige schoolgebouw werd vervolgens verbouwd tot gemeentehuis.
Tot die tijd werden – sinds Buiksloot in 1811 een zelfstandige gemeente was geworden – de raadsvergaderingen gehouden in een kamer van herberg Het Rode Hart, op de plek waar in 1909 café Noord-Holland is gebouwd (het huidige Buiksloterdijk 240). Ook de burgemeester woonde destijds een aantal huizen verder op de Buiksloterdijk.
In 1863 begon de verbouwing met de voorgevel en de gang. Verder werd opzij een afzonderlijke toegang naar de raadkamer gemaakt, de raadkamer en de secretarie werden geschilderd en de secretarie kreeg rondom boekenkasten.
De werkzaamheden voor de verbouwing tot gemeentehuis waren begroot op ƒ 514,27. De brandschadeverzekering voor het gemeentehuis en de onderwijzerswoning werd verhoogd tot ƒ 8000,-.
Het raadhuis had een bordes met dubbele voordeur, een etage, kelder en zolder met kleine gevel. Behalve de gebruikelijke voorzieningen van een gemeentehuis zoals raadszaal, trouwkamer, kantoren en archieven was er ook een hulppostkantoor.
Veldwachters, wachtmeesters en een lantaarnopsteker
In dat eerste jaar werd Willem Hartwijk (1834) benoemd tot burgemeester en secretaris. De uitgaven voor de secretarie in 1863 zijn bewaard gebleven en geeft een inkijkje:
Leggers en plans van het kadaster f 10,00
Zegels van registers en rekening f 15,00
Schrijf en bureaubehoeften f 7,00
Druk- en bindwerk f 19,59
Registers Burgerlijke Stand f 9,17
Een lamp voor de gemeentekamer f 21,21
Het onderhoud van het raadhuis met de onderwijzerswoning, de school, twee brandspuithuisjes, twee nachtwachthuizen en een begraafplaats viel onder de gemeente. In 1865 werd met algemene stemmen besloten dat er voor de deur van het gemeentehuis een derde stoepsteen gelegd zou worden. Kennelijk was de dijk dusdanig ingeklonken dat de opstap te hoog geworden was.
Wie waren er in die jaren in dienst van de gemeente Buiksloot? Om te beginnen was dit gemeenteveldwachter Simon Koster. Tot hij in 1866 als onbezoldigd rijksveldwachter werd aangesteld en beëdigd had hij alleen bevoegdheden binnen de gemeente. Als rijksveldwachter mocht hij ook verbaliseren buiten de gemeente en assisteerde hij bij het innen van de belasting. Jan Delger was eveneens rijksveldwachter met bevoegdheden binnen en buiten de gemeente.
Na het pensioen in 1856 van wachtmeester Jan Bogaart nam Gerke Stroman, voorheen jachtopziener in de Ham, zijn positie over. Hij was hoofd van de nachtwachten, die elke avond en nacht ieder uur een ronde door het dorp liepen met ratel, stok en sabel. Verder stonden op de loondienst de lantaarnopsteker, de timmerman voor de gemeentewerken, de hoofd- en de hulponderwijzer en de schoonmaakster van het gemeentehuis en de school.
Het platteland rond Amsterdam verarmt
Het moet geen makkelijke tijd zijn geweest op het Waterlandse platteland de jaren voorafgaand aan de annexatie. Het takenpakket werd voor de kleine dorpen groter en gecompliceerder, wat de uitvoering moeilijk, zo niet onmogelijk maakte. Ook stegen de belastingen aanzienlijk zonder dat de dorpelingen daar iets voor terug zagen.
In 1921 wordt Buiksloot, samen met de Waterlandse gemeenten Nieuwendam en Ransdorp geannexeerd door Amsterdam dat, samen met andere inlijvingen, in één klap een drie keer zo groot grondgebied krijgt. Weliswaar een welkome uitbreiding van ruimte voor industrie en havenfaciliteiten, maar de tot dan toe zelfstandige gemeenten hebben vooral zèlf de wens geuit om deel uit te maken van de hoofdstedelijke gemeente; de voorlaatste burgemeester Wiersma van Buiksloot al in 1913.
Van oudsher is er grote verbonden- en verwevenheid tussen het dijkdorp en de stad: het Buiksloterveer over het IJ is – sinds zeker 1308 – een van de oudste Nederlandse openbaarvervoerverbindingen en veel Buiksloters werken voor Amsterdamse bedrijven.
Ook zijn er economische beweegredenen. Zo heeft de nationale economie flink te lijden van de Eerste Wereldoorlog. Mannen kunnen jarenlang hun eigenlijke werk niet uitvoeren en ontvangen in ruil bovendien een bescheiden soldij. Maar dankzij een in het leven geroepen levensmiddelenvoorziening is de situatie in Amsterdam beter dan in de omliggende dorpen.
Tot de grond toe afgebroken
In 1916 overstroomt een groot gebied ten noorden van Amsterdam, waaronder het al verarmde Buiksloot. Het is de spreekwoordelijke druppel: naast de opgelopen schade van verloren gegane goederen en vee en verzilt land, heeft het dorp de financiële middelen niet om voor de zoveelste keer de dijk te versterken.
Na de samenvoeging met Amsterdam zat in het raadhuis het eerste half jaar nog een hulpsecretarie en nog een tijdlang een hulppostkantoor.
Daarnaast is het huis bewoond gebleven. Zo woont hier in 1933 architect J.C. Hoogendorp, die wij kennen als de architect van de herbouwde kerk in Ransdorp. In hetzelfde jaar gaat Nelly Hoogendorp in ondertrouw vanaf dit adres en in 1941 Trijntje Hoogendorp.
En in de jaren vijftig komt het onderwijs toch weer even terug in het pand als lerares mej. J. Pool hier Engelse les geeft. In de jaren zestig vinden we advertenties van een bromfietswerkplaats.
In 1973 bood de gemeente Amsterdam ons de restanten van het houten raadhuis aan. Het gebouw was toen al in uiterst slechte staat, maar toen wij het perceel kort voor het passeren van de koopakte met de architect zouden bezoeken stonden wij gek te kijken: wáár was het gebouw gebleven? Het bleek door jongeren tot de grond toe te zijn afgebroken.
Gelukkig was het pand in 1964 door Monumentenzorg nauwkeurig opgemeten en gedocumenteerd. De sloop en dus noodzakelijke herbouw van het pand bracht de subsidieverlening in gevaar, maar door gezamenlijk op te trekken met de gemeente kregen wij vanuit het Rijk toch een eenmalig bedrag, verdubbeld door de gemeente. Het was onvoldoende voor een redelijke huurexploitatie, waarna uiteindelijk besloten is het perceel in erfpacht uit te geven aan een particulier die het in houtbouw opgetrokken huis herbouwd heeft en het huis nog altijd bewoont.
Architect Schipper uit Zaandam, zeer ervaren met restauraties in houtbouw waaronder op de Zaanse Schans, werd hiervoor aangetrokken. De herbouw werd uitgevoerd volgens de zogenaamde Canadese houtmethode. Kort gezegd komt deze bouwmethode erop neer dat de gebruikelijke afstand tussen de houten stijlen teruggebracht wordt van 150 tot 30-40 centimeter. Daartussen werd hoogwaardige wandisolatie geplaatst. Aan de buitenzijde werd het pand bekleed met geprofileerde rabatdelen, waardoor de gevel een kopie is van het oude raadhuis dat evenwijdig aan de dijk was gebouwd met een dwarskap. Het huidige pand is iets meer achter de rooilijn van de dijk geplaatst.
De voorzijde heeft een uitzicht over het Noordhollandsch Kanaal op het daarachter gelegen Florapark (tegenwoordig onderdeel van het Noorderpark). Men treft hier een zeldzame combinatie van een landelijke en grootsteedse woonomgeving aan.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Delpher
Hartog Schepenkring, nieuwsbrief 1, jaargang 1, 2000
Mens en Monument, 25 jaar Stadsherstel Amsterdam, Jaap Balk e.a., 1981
Oneindig Noord-Holland
Open archieven
Stadsarchief Amsterdam
Stichting Historisch Centrum Amsterdam-Noord
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: J. Schipper
Restauratieaannemer: Minnesma