H
Herengracht 249, AmsterdamDit pand in de stijl van Vingboons is ontworpen door stadsmeestertimmerman Pieter Intes, die hier zelf ging wonen. Het had de tand des tijds goed doorstaan toen wij het als een van onze eerste panden in bezit kregen in 1958. Er woonde toen een kunstenaar die kort daarvoor zijn keukentje op een pastel had vereeuwigd.
Pas een halve eeuw later was het pand toe aan een restauratie. Deze werd uitgevoerd als pilot ‘Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen’ en leidde tot nieuwe inzichten om de duurzame monumentenzorg naar een hoger plan te tillen.
Hier mochten geen ‘vuyle, stinckende, luytruchtige neeringen’ komen
Voor de Herengracht werd aangelegd en zijn huidige naam (Heere Graft) in 1612 kreeg, was hier een vestinggracht. Deze was gegraven in 1585, toen Cornelis Benningh (1550-1617), lid van de Vroedschap en burgemeester, 14 erven toegewezen kreeg: de huidige nummers 245-269. Deze erven besloegen grofweg het terrein dat sinds het begin van de 16e eeuw in het bezit was geweest van zijn grootvader burgemeester Cornelis Benningh (1492-1547) en dat voor de stadvergroting was onteigend.
In de eerste helft van de 17e eeuw behoorde ons pand samen met de huidige nummers 247, 251 en 253 tot een groot terrein dat bebouwd was met vele gebouwen en dat eigendom was van zevenvoudig burgemeester Anthonis Oetgens van Waveren.
In 1648 verkocht hij het erf voor Ƒ 6.200 aan stadsmeestertimmerman Pieter Intes, alias Pieter Intesz Staets, die ook het hoekerf in bezit had waar onze vier panden aan de Kalkmarkt 11, 12 en 13 en Binnenkant 50 staan. Voor bebouwing werd de voorwaarde gesteld dat op dit erf en in de ‘timmeragie’ niet mag en niet zal mogen: “gedaen het ambacht off neeringe van cuypen, smeeden, slotemaken, coperslaen, tinnegieten, messemaken, off yets waertoe het aambeeld wordt gebruyckt, oock niet de neeringe van tappen, backen, suyckerbacken, teer off smeersmelten, kaersvercopen, boscruytvercopen, nochte eenige andere vuyle, stinckende, luytruchtige ende periculeuse neeringen”.
Een Amsterdams classicistisch koopmanshuis
Intes liet er in het jaar van aankoop een 5,15 breed koopmanshuis bouwen dat bestond uit een benedenhuis met pakzolders. Het werd gebouwd in de stijl van Philips Vingboons, met boven de houten onderpui doorlopende Dorische pilasters en een halsgevel met zandstenen vleugelstukken, een voor Amsterdam zeldzame boog onder het fronton en vier festoenen, waarvan er twee verloren zijn gegaan. De geblokte indeling en het robuuste fundament is typerend voor Hollands/ Amsterdams classicisme.
Intes ging hier zelf wonen. Na zijn dood werd het in 1655 voor Ƒ 15.000 verkocht aan koekenbakker Jochem van Aras. Intes bouwde ook op de percelen met de huidige nummers 251 en 253, waarbij nummer 251 er hetzelfde uitzag als het pand op 249, tot die aan het eind van de 18e eeuw voorzien is van een eenvoudige klokgevel. Alle drie de panden zijn rug aan rug gebouwd met de panden aan het Singel en hebben een lichthof in het midden.
Ook het aanzien van nummer 249 is wat gewijzigd. In het begin van de negentiende eeuw is de pui vernieuwd, evenals de voorgevel ter hoogte van de twee verdiepingen. Hierbij zijn de pilasters verkort, om een gelijkmatige vensterverdeling te krijgen.
Een Vriend schonk ons een pastel van het keukentje
Een mooie herinnering aan een van de bewoners van ons pand is een pastel van Herman (Hermanus Reinierus Marie) Habes (1902-1990), die van tenminste 1943 tot en met 1976 op 249-2 woonde.
Als ‘jonkman’ werkte Habes als bediende bij zijn vader, die barbier was op de Zeedijk. In zijn vrije tijd tekende hij en volgde in de avonduren de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten.
Op het stilleven staat het keukentje van deze woning, zoals dat eruit zag in 1954. Peter Jan Margry, hoogleraar Europese etnologie aan de UvA, de Vriend die ons de tekening schonk is gecharmeerd van dit secuur weergegeven tafereel uit het dagelijks leven. Het geeft een inkijkje in de levensstijl van gewone mensen in de jaren ’50 van de vorige eeuw: een tweepits gasstel, twee oliestelletjes die werkelijk lijken te branden, een theedoek losjes over de aanrecht hangend, een dichtgevouwen krant.
Het keukentje lag in het midden van het pand, naast een lichthof. Rechts boven het aanrecht is op de tekening de lichtwerking te zien van het raam dat hierop uitkijkt.
Habes wordt geroemd om zijn oog voor de eenvoud en de ‘krasse nauwkeurigheid’. Zoals De Telegraaf schreef naar aanleiding van zijn eerste tentoonstelling in 1935 in kunsthandel Santee Landweer: “Zelfs in de onderwerpen, waaraan op zichzelf niet veel te zien is: oude boeken en tasschen, stillevens met een brood en een mes op een plank (…). Maar in dit alles vindt hij een rijkdom van het kleine’’.
Habes maakte mee dat wij in 1958 het pand overnamen van baronesse Anna Elisabeth Henriëtte Zubli (1886-1963). Het was een van onze eerste panden en verkeerde in goede staat. Er kon op dat moment dan ook worden volstaan met het onderhouden van de voorgevel. Maar na een halve eeuw was ook de binnenkant aan een opknapbeurt toe en werd er besloten tot een volledige restauratie.
Vooral de kap verkeerde in zorgelijke staat. In eerste instantie leek deze niet meer te herstellen. Ondanks dat dit extra tijd kostte werd besloten tot nader onderzoek en gelukkig bleek een zorgvuldige restauratie toch mogelijk. De slechte delen van de dakspanten werden vervangen door stammen van nieuwe sparrenbomen: gewoon te koop in Gelderland en precies in de maat van de aanwezige ronde spanten.
Op de gravure in het Grachtenboek uit 1768-70, toegeschreven aan Caspar Philips, heeft het pand nog een hoog driehoekig zandstenen timpaan op de top. Later is die verloren is gegaan. Bij de restauratie is het teruggeplaatst, de nieuwe top is gemaakt door Tobias Snoep.
Het ontwerp voor de drie woningen en bedrijfsruimte is gemaakt door architectenbureau Emma en uitgevoerd door Aannemersbedrijf Schreurer. Vooral bijzonder aan de restauratie is dat het is uitgevoerd als pilotproject Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen.
Nieuwe inzichten over duurzame monumentenzorg
MVO ofwel Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen was in 2010 in opkomst: het bewustzijn over duurzaamheid en de consequenties voor de 3 p’s – People, Planet & Profit – groeide. Voor deze pilot waren wij bereid financieel te investeren en om gezamenlijk met architect en aannemer alle mogelijke oplossingen voor thema’s als duurzame monumentenzorg en energiezuinige exploitatie te onderzoeken en zoveel mogelijk toe te passen. Het ging hierbij om het minimaal belasten van het milieu, om efficiëntie, maar ook om optimale arbeidsomstandigheden en het opleiden van jonge vaklieden. Naast ervaring was nieuwsgierigheid bij dit traject net zozeer belangrijk.
Lang niet alle alternatieven bleken realiseerbaar. Vaak omdat ze te veel in strijd waren met het monumentale karakter van het gebouw of met regelgeving, vanwege praktische bezwaren als lawaai of ruimtegebrek, of omdat het op kleine schaal simpelweg niet rendabel was.
Veel was ook wèl mogelijk. Naast het gebruik van milieuvriendelijke en hergebruikte materialen en het aanbrengen van optimale isolatie werd in de algemene ruimtes LED verlichting met bewegingsmelders aangebracht en wordt met luchtwarmtepompen warmte gedistribueerd via vloerverwarming, die bovendien voorzien is van laagtemperatuur convectoren.
Daarnaast leverde de pilot een schat aan nieuwe inzichten op het gebied van duurzaamheid op, waarvan wij bij latere restauraties weer veel profijt hebben gehad.
Vrienden bedankt
De Vrienden hebben bijgedragen aan de reconstructie van het timpaan in kalksteen.
Word ook Vriend en maak dit soort restauraties mogelijk.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Amsterdamse grachtenhuizen
Delpher
Emma Architecten
Stadsarchief Amsterdam
Vier eeuwen Herengracht, onder auspiciën van Genootschap Amstelodamum, 1976
Vakgroep Restauratie
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect Architectenbureau Emma
Restauratieaannemer Vios-Scheurer
Tobias Snoep natuursteenwerken