Waar zwart geld
zilver geschilderd werd

P

Prinsengracht 206

Prinsengracht 206, Amsterdam

Dit huis konden wij aankopen dankzij giften aan de Vrienden van Stadsherstel, die binnenkwamen toen André afscheid nam bij zijn bank. Hij was een belangrijk Stadshersteller die bij zijn afscheid hier zijn zwarte geld zilver schilderde. Voordat dit huis er stond was het een tuin van de weduwe van een belangrijk burgemeester van Amsterdam en medevormgever en ondertekenaar van de “grondwet” van de Republiek der verenigde Nederlanden.

1625
Bouw huis
± 1825
Voorgevel
1900
Onderpui
1925
Pothuis weg
1985
Aangekocht
1987
Restauratie
2013
Nieuwe fundering
Nu
Woningen
De straat
’t Pottenbakkerspad

Alles van Godt

Bij dit erf bezat Reijnier Cant een tuin. Na zijn dood verviel die aan zijn weduwe Maria Cant. Haar oostelijke buurman was de wijnkoper Willem Kemp. Zij kocht in 1615 zijn land, dat door de aanleg van de grachtengordel een klein hoekperceel was geworden. Haar erfgenamen maakten de grond in 1623 te gelde.

Reijnier Cant was na de Alteratie (1578) één van de belangrijkste mensen van Amsterdam. Hij was maar liefst elf jaar één van de vier gekozen burgemeesters, waarvan vijf jaar eerste burgemeester. Hij was ook één van de ontwerpers – en medeondertekenaar namens Holland – van de in 1579 tot stand gekomen Unie van Utrecht, de “grondwet” van de Republiek der Verenigde Nederlanden.

Hij werd herhaaldelijk afgevaardigd naar de vergaderingen van de Staten van Holland en van de Staten Generaal. Jarenlang was hij adviserend Raadgever van Prins Willem van Oranje en na de op hem gepleegde moord was hij, naast de jonge prins Maurits, één van de leden van de provisionele regering. Hij nam deel aan belangrijke gezantschappen, zo adviseerde hij o.a. de Koning van Denemarken, met het doel de vaart op de Sont open te houden voor de Hollandse handelsvloot. Hij was ook nauw betrokken bij de tocht naar Nova Zembla, waar later een kaap naar hem werd genoemd.

Architectuur
Houten levensboompje

Pothuis met binnenhaard

De erfgenamen van Maria Cant verkopen in 1623 het erf, dat achttien voet breed is, aan Gideon Cruydenier, een boratwerker. Borat is een bepaalde geweven stof, bestaande uit zijde en wol. Het werd voor allerlei kledingstukken gebruikt, vooral voor kousen maar ook voor mantels. Op diezelfde datum wordt Cruydenier eigenaar van meerdere erven op de Prinsengracht. Twee jaar later stonden er huizen op zijn erf.

Prinsengracht 206 is een van oorsprong 17e eeuws pand. In 1925 is, met toestemming van Publieke Werken, het pothuis van de zijgevel verwijderd. Vanaf 1719 was dit pothuis er in ieder geval al, want toen moest er f. 3,- precariorecht worden betaald voor ‘een pothuis en twee regenbakken voor en naast het huis’. Waarschijnlijk al eerder is het hek aan de zijgevel weggehaald. Het houten levensboompje in het bovenlicht is vrij uniek en gelukkig nog aanwezig. De voorgevel is in het begin van de 19e eeuw vernieuwd, terwijl de onderpui omstreeks 1900 zijn huidige vorm kreeg. In de winkel bevinden zich nog een binnenhaard en insteek; langs de wanden staan fraai geprofileerde kasten opgesteld.

Winkel
Tabakswinkel

De winkelier kon de klanten in de gaten houden

Het huis is waarschijnlijk gebouwd als winkel met bovenwoning, maar kreeg in de loop der tijd steeds meer bewoners onder zijn dak. Chr. Bruyns huurde in 1742 de onderste verdieping voor f. 350,- voor zijn tabakswinkel. Zijn inkomen was 800,-. Verder woonden er in het midden van de negentiende eeuw een waagdrager en een schoenmaker in het pand. Een waagdrager is iemand die vrachten naar binnen en buiten draagt bij een waag (gebouw).

Op een foto van rond 1900 zien we aan de zijkant van de gevel een reclame voor het bedrijf dat in het pand zit: Schoenen en laarzenhandel van J. Klaassen. In 1931 werden de woningen op tweehoog, zowel voor als achter, onbewoonbaar verklaard, waarna de eigenaar ze opknapte en samenvoegde tot één woning.

Een leuk detail in dit voormalige winkelpand is de karakteristieke open gietijzeren optrede naar de insteekverdieping. Doordat deze was opengewerkt, kon de winkelier vanuit de bel-etage zicht houden op de winkelruimte.

Gevelsteen
Batenburg

Zwart geld er in en goud er uit

Bij zijn afscheid als voorzitter van de Raad van Bestuur van de ABN in 1985 vroeg dr. André Batenburg – lid van de Raad van Commissarissen van Stadsherstel – om hem geen geschenken te geven, maar in plaats daarvan een gift over te maken op rekening van de Vereniging Vrienden van Stadsherstel. Hierop kwamen dermate veel giften binnen (fl. 56.292,-)dat er een heel pand gekocht kon worden. Dit werd de Prinsengracht 206.

Ter herinnering aan de schenker werd in de zijgevel een steen aangebracht, ontworpen door Jan Six en gehakt door atelier Snoep en Vermeer. De heer Batenburg is in november 2002 overleden, en hierdoor is de gevelsteen nu ook een herdenkingsmonument geworden voor deze gedreven Stadshersteller, die meer dan 22 jaar commissaris bij de maatschappij is geweest.

Op de gevelsteen zien we een toren van een burcht waar aan de bovenkant zilver in wordt geworpen dat er aan de onderkant als goud uitkomt. Maar als je zilver niet poetst, wordt het zwart en dat gebeurde na verloop van jaren. Batenburg vond het niet prettig om als bankier met zwart geld te worden geassocieerd en maakte daar ooit een opmerking over. Bij zijn afscheid als commissaris van Stadsherstel heeft men Batenburg zelf het zwarte geld – als symbolische laatste handeling voor Stadsherstel – weer zilverkleurig laten schilderen.

Rol van Stadsherstel
Huurders keerden terug

Mede aangespoord door een aanschrijving – die al voor de verwerving op het pand rustte – heeft Stadsherstel het pand in 1987 opgeknapt. Het ging om het weer bewoonbaar maken van de drie woningen. In overleg met de huurders werden ze opgeknapt, waarna zij weer konden terugkeren.

Maar ook het casco werd gerenoveerd. Zo werden de shingles op het dak vervangen door Oud Hollandse pannen en werd de stoep naar de bovenwoningen hersteld. Bij het weghalen van de muurbekleding van de zijgevel van het souterrain kwamen, tot ieders verbazing, de oorspronkelijke ramen en de kelderingang tevoorschijn. Op de foto van Jacob Olie uit 1893 was die situatie nog aanwezig. Deze beide ramen en de kelderingang zijn bij de restauratie in 1987 teruggebracht.

De fundering herstellen werd op dat moment niet nodig geacht. Totdat, op 25 juni 1999, de gemeente per direct een stutconstructie tegen het pand eiste, omdat de voorgevel een gevaarlijk uitziende knik begon te vertonen. Uit het daarop volgende funderingsonderzoek werd duidelijk dat de fundering totaal geen draagvermogen meer had. Aangezien er – pal vóór dit hoekpand – een verkeersdrempel is aangebracht, lijkt het aannemelijk dat hierdoor de constructie van het pand versneld achteruit is gegaan. Een causaal verband was echter moeilijk aantoonbaar.

Meer informatie

Bronnen:
vandervaartenomstreken.nl
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher

Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: Afdeling Restauratie en Planontwikkeling Stadsherstel Amsterdam
Restauratieaannemer: R.G.J. de Jong en Raymond Timmer- en Aannemersbedrijf te Amsterdam

Dit project is mede mogelijk gemaakt door:
De Vrienden van Stadsherstel

Cookie toestemming
Wij gebruiken cookies om uw gebruikerservaring te optimaliseren en het webverkeer te analyseren. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Lees meer over hoe wij cookies gebruiken. Als u akkoord gaat met ons gebruik van cookies, klikt u op "Ok, ik wil verder".
instellingen
Functionele cookies: deze cookies zijn nodig voor een goed werkende website
Analytische cookies: deze cookies worden gebruikt om statistieken van de website bij te houden. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Tevens wordt het laatste octet van het IP-adres automatisch gemaskeerd.