B
Barndesteeg 12, AmsterdamOp dit perceel stond vroeger een gebouw dat behoorde tot het Bethaniënklooster. Er kwam op die plek een nieuw pand omstreeks 1657, dat helemaal doorliep tot aan de Hoogkamersgang. Dit grote pand was daarom zeer in trek. Het werd een smederij en raakte later in verval. Maar, sinds 1992 staat Barndesteeg 12 weer te stralen en zijn er woningen en een bedrijfsruimte in gerealiseerd.
Eerst kloosterterrein, daarna 400 jaar een gang
De Hoogkamersgang, op het binnenterrein achter ons pand aan de Barndesteeg, is een steegje dat al meer dan 400 jaar bestaat. Het is bereikbaar via een 17e eeuws poortje in het pand Oudezijds Achterburgwal 117, en loopt dood tegen een huis aan de Kloveniersburgwal. Vanaf 1875 werd het steegje doorgenummerd vanuit de Oudezijds Achterburgwal. Er stonden eeuwenlang diverse gebouwen op dit voormalige terrein van het Bethaniënklooster, die de nummers 99 tot en met 115 kregen. Hoogkamersgang 99 (nu een restaurant) was van 1776 tot 1971 het specerijenpakhuis van de drogist Jacob Hooy op de Kloveniersburgwal. En op nummer 101 zaten, achter ons buurpand aan de Barndesteeg 8, de overlieden van het kuipers- en wijnverlatersgilde. Zij hadden vanaf 1657 in dit huis aan de steeg hun vaste vergaderplaats.
In 1428 vestigde zich hier het Bethaniënklooster. De entree naar het klooster liep via een poortje, op de plek van de onderdoorgang die nu Hoogkamersgang heet. Toen liep hier waarschijnlijk een pad langs het Patershuis (hoek Koestraat/Oudezijds Achterburgwal) richting de tuin, midden in het complex. Na de Alteratie in 1578 werd het klooster door de stad onteigend. Het klooster kreeg daarna vooral een woonbestemming en het pad naar de oude binnentuin werd een steeg, later de ‘Hoogkamersgang’ genaamd, naar een van de illustere bewoners aldaar.
Een van de eerste bewindvoerders van de WIC
In de steeg had de schepen, tevens zijdelakenkoopman Jacob Pieterszoon Hooghkamer (1578-1641) een pand in bezit. Het was het voormalige Patershuis, dat hij verbouwde tot twee aparte woningen. Jacob, een orthodoxe protestant, noemde zichzelf Hoogkamer naar een boerderij aan de Amstel waar hij geboren was. Hij deed het goed en vervulde ook diverse bestuurlijke functies binnen en buiten Amsterdam. Zo werd hij in 1618 door prins Maurits tot lid van de Amsterdamse vroedschap (het stadsbestuur) benoemd en het jaar daarna tevens tot schepen (een soort rechter en stadsbestuurder). Ook was hij een van de eerste bewindvoerders van de West-Indische Compagnie. In 1631 bezat Hooghkamer een geschat vermogen van f 150.000,-.
Maar, zeven jaar later ging hij failliet en verloor hij bijna alles, ook zijn ambten als vroedman en deken. Bij het faillissement brachten zijn twee woningen – ze stonden bekend als ‘De Twee Rochen’ en ‘Waar de zwarte hen uithangt’ – respectievelijk f 16.300, – en f10.280, – op, voor die tijd en die buurt uitzonderlijk hoge bedragen. Hij kreeg van de stad een klein baantje, dat eigenlijk zeer goed verdiende: hij werd “concierge van de Voetboogsdoelen”. Deze post werd, zoals wel vaker gebeurde, uitgevoerd door iemand anders; om die taak uit te voeren betaalde de kastelein Christoffel Poock Jacob hem zelfs f 600,- per jaar. (Bron Ons Amsterdam)
Allemaal smederijen
De gebouwen van het klooster kregen een andere bestemming, maar ook de terreinen van het oude klooster raakten in de loop van de 16e eeuw volgebouwd. In 1712 breidde Jan van Hessel de brandspuitenfabriek aan de Koestraat, die hij overgenomen had uit de boedel van de overleden Jan van der Heijden, uit met twee huisjes in de Hoogkamersgang. Hij liet in de huisjes een smederij bouwen. Sinds 1636 was in de Hoogkamersgang nummer 103 al een andere smederij gevestigd. Deze werd in 1947 vervangen door de nieuwe werkplaats van Smederij Blokland. Het had een brede achter uitgang voor grote, zware smeedstukken.
Vaak hoorden de huisjes in de Hoogkamersgang bij huizen in de Barndesteeg, of in de naastgelegen Koestraat. Maar, na de 18e eeuw liep de economie sterk terug en steeds meer achterhuizen werden in delen verhuurd aan grote gezinnen. Er heerste grote werkloosheid, die in combinatie met slecht onderhoud en de gebrekkige hygiëne zorgde voor verpaupering en het ontstaan van een armoedig en obscuur stukje Amsterdam. Als je mazzel had dan stond er op de gang een pot om je behoefte te doen maar er was ook zeer slechte ventilatie. Volgens de archieven woonden er rond 1874 maar liefst 180 mensen in de gang.
Van Katholiek naar Remonstrants
Op 29 december 1589 verkopen Burgemeester en Thesaurieën het terrein waar ons pand op staat dat daarvoor het Bethaniënconvent heette. Het staat beschreven als het erf “met enig getimmerte’ ter plaatse van het huidige nummer 10-12. Koper is Volckert Willemszn en hij koopt dus de twee erven Barndesteeg 10 en 12, samen voor ƒ 950.
De bewoners van de Barndesteeg en de achterliggende Koestraat waren in de 17e en het begin van de 18e eeuw redelijk welgesteld; zij hadden mede door hun achterhuizen in de Hoogkamersgang, behoorlijke woningen. Vanaf 1673 tot circa 1718 wonen er in ons pand op nummer 12 leden van de familie Van der Rijp. Verschillende eigenaren worden genoemd als opzieners van de Remonstrantse Gemeente. De remonstranten zijn een afsplitsing van de Gereformeerde Kerk. Ze staan voor een vrijzinnig-liberaal christendom, gebaseerd op waarden als liefde, vrijheid en verdraagzaamheid. De leiding over de gemeente berust bij de kerkenraad, De leden van de kerkenraad werden ook wel opzieners genoemd.
Bij een verkoop in 1706 wordt het perceel omschreven als ‘huizen aan de Barndesteeg met achterhuizen, toegang gevend tot de Hooghkamersgangh’. De panden 10 en 12 zijn dan samen ƒ 2.400 in bewoonde staat waard. In 1787 worden de panden weer gezamenlijk verkocht, dan voor ƒ 11.850.
De inboedellijst laat zien hoe de inrichting was
De Bethaniënbuurt was ook een buurt waar veel Joden woonden, zo ook in de Barndesteeg. Op nummer 4, een overblijfsel van het Bethaniënklooster, kwam in 1929 de Joodse voorbereidende school (kleuterschool), zij bleef daar tot in de oorlog. En in ons pand op nummer 12 woonde de familie De Meza. Jechiel de Meza (1890 Amsterdam – 3 september 1942 Auschwitz) was banketbakker en werd 52 jaar. Hij woonde met zijn ouders op de Joden Kerkstraat 18 nu de Nieuwe Kerkstraat geheten. In de militieregisters, staat dat hij in 1909 vrijgesteld was in verband met lichamelijke gebreken. Zijn vrouw Mietje de Meza-Glazee overleed in 1943 in Auschwitz. Hun kinderen Sophia (11 jaar) en Arie (13 jaar) overleden daar op dezelfde dag als hun moeder. Hun dochter Esther overleed daar op 19-jarige leeftijd.
In de archieven is van de familie een inboedellijst te vinden. Daaruit blijkt dat de familie een gang en 3 kamers in dit pand huurde, in 2 kamers werd geslapen. Ze woonden op de beletage.
Kamer 1: twee vitrages, twee overgordijnen, hanglamp, spiegel, gasstel, vier gordijnen, zes stoelen, tafel, buffet, balatum vloerbedekking, tapijt
Kamer 2: lampje, spiegel, bed met beddengoed, kast met linnengoed, lappen en boeken, ijzeren bed met beddengoed, kastje met linnengoed, armstoel, drie stoelen, lompen, balatum vloerbedekking, tapijt
Kamer 3: twee vitrages, twee overgordijn, hanglamp, wandkast, kast met, linnengoed, houten bed met beddengoed, nachtkastje, waardeloze spullen
Gang: hanglamp, wandplaat, kleerhanger, twee wandborden, stoel, kokosmat, wandkast.
Een excursie naar de Hoogkamersgang kan ik niet aanbevelen. De tegenwoordige toestand aldaar: leeg, verlaten, grauw, onfris, schijnbaar vergeten, levert niets verheffends.
De beschrijving van Kannegieter gold eigenlijk voor de hele buurt. Monumentenbeschermer Ruud Meischke had de naastgelegen Koestraat een paar jaar eerder al “de meest vieze straat van de oude stad” genoemd.
Terwijl delen van de Bethaniënbuurt stukje bij beetje werden opgeknapt, kreeg de Hoogkamersgang de twijfelachtige reputatie het afvalputje van de buurt te zijn: afwerkplek voor prostituees en trefpunt van drugsverslaafden en handelaren. Pas in de jaren zeventig verbeterde de situatie, mede door de komst van het restaurant Cul de Sac op nr. 99 in de steeg. De stortplaats van huisafval werd schoongemaakt, muren werden weggebroken en er verscheen een betegeld pleintje met een kinderspeelplaats. De restauratie van de panden met achterhuizen, zoals bij ons in de Barndesteeg en de Koestraat maakte de Hoogkamersgang weer tot een acceptabel stukje Amsterdamse binnenstad.
In de vier woningen, Barndesteeg 8, 10, 12 en 14-16 met hun achterhuizen, wordt nu weer gewoond en gewerkt. De entree en de bergingen zijn in nummer 8 gemaakt. De woningen hebben een uniek dakterras, gelegen op de lage panden 10 & 12, dat gebruikt kan worden als veilige kinderspeelplaats, maar ook als centraal ontmoetingspunt voor de volwassen bewoners.
Bronnen:
Historische gids van amsterdam
Ons Amsterdam
Het Bethaniënblok in Amsterdam
cbgfamilienamen.
Verhalenwiki
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Delpher
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect: H. Rappange
Restauratieaannemer: Mokveld Bouw & onderhoud B.V.