Bloemgracht 37
Bloemgracht 37, AmsterdamDit pand kent een aantal interessante eigenaren. Zoals Lambert Massa, die net als zijn broer Isaac een Ruslandkenner was en de ‘Moscovische spraack’ verstond. En een telg uit een bekende familie van kaartenmakers. Van kaartenmaker naar kaardenmaker lijkt maar een kleine stap van slechts één letter verschil. Maar toch zijn de twee beroepen niet te vergelijken.
Kaardebollen, schrobbelkaarden en kniekaarden
In 1623 worden de lakenververijen van hun plek ten oosten van de Kloveniersburgwal verplaatst naar de omgeving van de Bloemgracht. De oudst bekende eigenaar van een huis op dit perceel is Hans Vorsten, die zelf in de Warmoesstraat woont en meerdere percelen hier in de buurt koopt waaronder ook het huidige nummer 35 en 39. Deze Vorsten is zelf ook werkzaam in de textielindustrie. Hij is ‘kaerdemaecker’ van beroep. En nee, de d moet geen t zijn.
Een kaardenmaker maakt kaardenmachines. Om van losse wol een draad te kunnen spinnen, wordt deze eerst gekaard. Van oudsher gebeurde dit met handkaarden, de schrobbelkaarden en kniekaarden. Vanaf de middeleeuwen werden hiervoor wel kaardebollen gebruikt, vandaar de naam.
De gedroogde bloemhoofden van deze distel zijn bezet met kromme stekeltjes en naast elkaar in een houten frame geplaatst vormen zij een natuurlijk hulpmiddel bij het ontrafelen van de wol. Later werden hiertoe ijzeren haakjes of spijkertjes op een plank geslagen en nog weer later werd het klusje met behulp van kaardemolens geklaard. Alle methoden hebben hetzelfde principe: de haren van de wol worden door de vele haakjes in één richting getrokken, waarna ze een dikke bundel vezels – de lont – vormen. Ook wordt het grootste vuil zo uit de wol gekamd.
Puzzelen met archiefstukken
Vorsten verkoopt het huis en erf in 1625 aan Pieter Jansz Cingel. Waarschijnlijk is dit een bekende van de familie, want borg is Hans’ zoon Daniel Vorsten. Er is sprake van een gemeenschappelijke muur en loden goot en een gedeeld secreet met het huis op nummer 35. Lang houdt Cingel het huis niet in bezit: een kleine vier maanden later verkoopt hij weer, aan Ael Reijers, weduwe van lakenkoper Jan Engelsz.
Vervolgens ontbreken er gegevens, behalve dat het huis via Reijer Engelen in 1633 is overgegaan aan Geertge Lucas. Helemaal na te gaan is het niet meer aangezien er rond die tijd meerdere vrouwen lijken te zijn met de naam Ael Reijers. Mogelijk heeft Ael maar kort van haar nieuwe bezit kunnen genieten: in de archieven staat de begrafenis van ene Ael Reijers vermeld in oktober 1625, waarna het huis geërfd kan zijn door haar kind(eren). Gezien de naam kan Reijer Engelen nauwelijks anders dan een zoon zijn van Ael Reijers en Jan Engelsz. In 1604 vinden we weliswaar de doop terug van een Reijer die inderdaad een zoon is van Ael Reijers; alleen is Hubert Jacobs de vader.
Tijdens de pest stierven vijf van de geportretteerde chirurgijnen
Genoemde Geertge is weduwe van de chirurg mr. Albert Jansz Scherm (1565-1633), met een investering van ƒ 300,- een van de eerste aandeelhouders van de in 1602 opgerichte VOC. Scherm is vastgelegd op de oudste geschilderde anatomische les, de eerste in een reeks vervaardigd voor het Amsterdams chirurgijnsgilde. Schilder Aert Pietersz kreeg de opdracht in 1601 maar toen kwam de pestepidemie van 1602 die 11.000 slachtoffers eiste. Niet alleen hadden de chirurgijns hier hun handen vol aan, zij werden soms zelf ook slachtoffer: toen het werk – na een onderbreking – in 1603 voltooid werd waren vijf van de afgebeelde chirurgijns overleden. Drie nieuwe meesters werden toegevoegd in de bovenhoeken van het schilderij.
Het is dochter Annetge Alberts, bejaard en ongehuwd en wonende in Beverwijk, die het huis in 1641 voor ƒ 2800,- verkoopt aan Lambert Massa, die zelf woont aan de Keizersgracht 104, beter bekend als De Rode Hoed. Deze Lambert (1596-1644) was koopman en huistimmerman en een broer van de diplomaat Isaac, die ook weer vastgelegd is voor het nageslacht en wel door niemand minder dan Frans Hals, met wie de familie goed bekend was. Het huwelijksportret is overigens lang beschouwd als een zelfportret van Frans Hals.
Oudere broer Isaac staat bekend als Ruslandkenner. Hij handelde in Russisch graan en zou de eerste Nederlandse diplomaat in Rusland worden. Maar ook Lambert was er geen onbekende, zo blijkt uit een resolutie der Staten Generaal uit 1615 waarin melding wordt gemaakt van Lambert Massa “die goede kennis heeft van het land, alsook dat hij de moscovische spraack verstaat”. Volgens een document uit 1616 zou Lambert naar Rusland reizen met de eerste gunstige wind, waar hij zou optreden namens het bedrijf van zijn broer en kredietbrieven tot 1.000 roebel kon accepteren.
Samen met broer Christiaen handelde hij op Archangelsk, naar welke bestemming zij tussen 1626 en 1644 minstens 14 schepen lieten sturen. Grappig detail is dat ene weduwe Sprangers zich wilde terugtrekken uit de voorgenomen verkoop aan Lambert van enkele tulpen, getaxeerd op ƒ 100,-. We schrijven december 1636, het hoogtepunt van de ‘tulpenmanie’. Lambert ging niet akkoord. Verder is nog bekend dat Joannes de Renialme, die op grote schaal kunst verhandelde op zeker moment de zolder van Lamberts huis aan de Keizersgracht als opslag gebruikte: hier werd in 1640 een indrukwekkende kunstcollectie van ruim 100 stuks geïnventariseerd, waaronder een Rembrandt en een Hals. Het is broer Christiaen die Lamberts weduwe Constantia du Bois in 1645 als gekoren voogd assisteert bij de verkoop van het huis.
Telg van de bekende uitgeversfamilie
Willem Blauw wordt eigenaar. Nu doet de naam met die spelling misschien niet direct een belletje rinkelen, maar bij de verkoop een kleine twee jaar later is de spelling Blaeu. En Joannes Blaeu – de bekende cartograaf – is een van de borgen. Helemaal verwonderlijk is het niet dat we de naam Blaeu hier op de gracht tegenkomen, wij kennen de familie natuurlijk al van ons pand Bloemgracht 76. Nu zijn er drie generaties Willem Blaeu, maar het gaat hier om Willem Willemsz Blaeu, broer van Joannes en zoon van Willem Jansz (1571-1638) die de uitgeverij op de Bloemgracht startte.
In 1647 wordt Pieter Lambertsz van Rouan eigenaar. Bij de laatste twee overdrachten is naast de koopsom sprake van oude lasten, de eerdere hoofdsom van ƒ 2800,- op te brengen door de koper. De koopsom is in deze twee jaar echter van ƒ 1400,- gestegen naar ƒ 6700,-. In 1658 brengt het huis nog ƒ 4800,- op als Lambertsz het verkoopt aan Aldert Cornelisz Cagenaer, maar twee jaar later krijgt deze laatste er weer ƒ 6000,- voor. In 1721 verkopen de erfgenamen van de koper van destijds, Jan Hendricxsz Hendriksz Garstekoorn, het huis, dan bewoond door de weduwe Michel, voor ƒ 3900,-. Er staat ‘De Profeet Elias’ in de gevel; dit is tot zeker 1792 het geval.
Stadsherstel kocht dit pand – samen met Egelantiersgracht 13, 35, 37, 39, en Bloemgracht 125 en 127 – in 1971 in het kader van een gemeentelijk plan tot integraal herstel van de Jordaan, waarbij de woonfunctie in dit deel terug op de voorgrond kwam.
De oorspronkelijke bebouwing was zo slecht van structuur dat het pandje helaas niet meer te redden was. Het achterhuis was zeer bouwvallig en ook de staat van de gemeenschappelijke bouwmuur met nummer 39 was zorgwekkend. Dit deed de toenmalige eigenaar van het buurpand besluiten om het te verkopen aan Stadsherstel in plaats van te delen in de kosten.
Het pand, dat qua hoogte zeer uit de toon viel met de rest van de gevelrij kreeg een herplaatste geveltop: een klok in Lodewijk XV-stijl uit het 3e Kwart van de 18e eeuw met een asymmetrische kuif en model van de voluten. Het fronton is afgedekt met een stoepprofiel. Het pand heeft een stoep, in bijpassende Lodewijk XV-stijl en een souterrain. Er is optimaal gebruik gemaakt van de bouwhoogte waardoor er vier tweekamerwoningen konden worden gerealiseerd.
Bronnen:
Archief Stadsherstel
Art at Auction in 17th Century Amsterdam, 2011, J.M. Montias
Bewaard voor Amsterdam, historische geveltoppen herplaatst 1945-2015, Theo Rouwhorst, 2016
Delpher
Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 8, 1930, P.J. Blok, P.C. Molhuysen
Open archieven
Stadsarchief Amsterdam
The Frick Collection
Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad
Yori oude en vergeten beroepen van vroeger
Wolidee
Aan dit project hebben meegewerkt:
Restauratiearchitect W.J. Klein