Naast de laatste waterstoep van Amsterdam

G

G

Guldehandsteeg 17, Amsterdam

Dit pand was eeuwenlang familiebezit van een 16e -eeuwse uitgever van boeken. Na leegstand in de jaren ’80 van de twintigste eeuw hebben krakers het vervallen pand verder bewoond. Maar de kunstenaars onder hen maakten nieuwe verhalen in deze toen vervallen ruïne.

1597
Int vergulde Schrijfboeck
18e eeuw
nieuwe gevel
1981
Stadsherstel eigenaar en gekraakt
1988
Brand
1990
Restauratie
Nu
Woningen
De plek
In het water

Ideaal voor de paardenhijsmachine van Sinck

Dit pand aan de Guldehandsteeg staat met zijn voeten in het water. De steeg is vernoemd naar een brouwerij die hier gevestigd was. Het terrein waar ons pand op staat was twee eeuwen in bezit van de familie van een bekende Amsterdamse boekbinder- en uitgever. Meer over de steeg en de familie kunt u hier lezen: Link naar Guldehandsteeg 11.

Ons huis is onderdeel van een groter geheel, namelijk nummer 11. Naast ons huis, aan het einde van de steeg dus, bevindt zich aan het water een zogenaamde waterstoep. De waterstoep bestond vroeger veel in Amsterdam, er werden onder andere schepen gelost. De stoep naast dit huis is de enige overgebleven waterstoep in Amsterdam. Zo’n waterstoep was ook handig voor andere dingen, zoals oude foto’s ons laten zien. Het was kennelijk een ideale plek om paarden of rijtuigen uit het water te redden. Op de foto’s gebeurt dat met de zogenaamde ‘paardenhijsmachine’ van Sinck. Deze paardenhijsmachine is ontworpen door de paardenslagerszoon Johan Christoph Sinck (1837-1923).

Waterstoep
Paardenhijsmachine

Ook te zien op de wereldtentoonstelling

De paardenhijsmachine bestond uit een mobiele driepoot met takel en werd het ‘toestel van Sinck’ of in de volksmond het ‘zinktoestel’ genoemd. Hiermee takelde de zoon van de paardenslager jaarlijks tientallen paarden uit het water. Maar Johan Sinck blééf slager: als een paard niet meer te redden was, dan kocht hij het ter plekke op, en al snel lag het vlees dan in de winkel.
In 1869 komt het toestel voor het eerst in de publiciteit: “Dezer dagen werd met zodanig werktuig een zeer zware koornmolenaarskar met paard in een betrekkelijk kort tijdsverloop onbeschadigd uit de gracht bij de Snoekjesbrug opgehaald”. Vanaf dat moment is het aantal keren dat Johan Sinck uitrukt ontelbaar. De brandweer of de politie roept hem per telegraaf op, want daarmee heeft hij een rechtstreekse verbinding. En in de krant verschijnen lovende berichten over zijn reddingsacties. Op de Wereldtentoonstelling van 1883 in Amsterdam mocht een schaalmodel van het toestel van Sinck dan ook niet ontbreken natuurlijk. Uit de grachten gered waren toen al 94 paarden, 4 runderen, 2 lijkkoetsen (!), 3 omnibussen, 73 rijtuigen, 3 sproeiwagens, 4 postwagens, 5 aschwagens, 5 bierkarren, 66 vrachtwagens, 2 Liernur-machines (Het Liernurstelsel was het eerste grote rioleringsstelsel in Amsterdam), 2 stoomketels, 2 veegmachines, 1 ijzeren cilinder, 1 vat margarine, 1 vat stroop, 2 vaten tabak. Het Amsterdam Museum heeft dit schaalmodel in bezit.

Kunstenaars
Monnickendam e.a.

Vanaf de waterstoep legde menig kunstenaar de stad vast

De waterstoep naast dit huis en de omgeving ervan is vaak vereeuwigd door beroemde kunstenaars. Zo heeft schilder Martin Monnickendam in 1917 op deze plek een van zijn mooiste tekeningen gemaakt. Monnickendam schilderde wat hij noemde “de stille zijde van het Damrak” waarbij hij ook ons pand vastlegde. Deze tekening werd toen gemaakt in opdracht van kunsthandel Bernard Houthakker.

Maar het vastlegging van de stad gebeurde ook vanaf de waterstoep zelf. De verandering van gebruik van het water in Amsterdam is daardoor goed te zien. Vanaf 1880 vertrekken de eerste wateromnibussen al vanaf het Rokin naar de plek waar nu de Berlagebrug ligt, en in 1889 stelde de Havenstoombootdienst een speciale dienstregeling in voor pleziertochtjes op zon- en feestdagen naar Zeeburg. Vanaf 1914 deed de rondvaart zijn intrede en in 1925 vestigde Rederij Plas er zich en nog steeds hebben zij hun plek in de achtertuin van dit pand. Met Rederij Plas varen wij al jaren tijdens onze jaarlijkse Vriendenrondvaart.

Huurders
Beugen’s Lederhandel

Heel veel reclame op de gevel

Volgens de archieven hebben er na de boekbinders- en uitgevers familie nog vele andere mensen in ons huis en in het buurpand gewoond. Zoals in 1742 Anthony Osseweg, met beroep tappper. Daarna kwam de koperslager Abraham Tiele waarvan gezegd werd dat hij als vaartuig een boeier had en die zijn kelder verhuurde aan de zoutzieder Joost Alberdingh. In 1825 wordt het huis verkocht aan loodgieter Johan Hendrik Sukken Veldman. In 1844 aan Salomon Jacobzn. En in 1851 is de hoofdbewoner schippersknecht G. Goedkoop.

Het andere deel, nummer 26, wordt in 1851 bewoond door P.R Idema, boekhouder en in 1864 door mevrouw M.C. Wolterman. In 1864, en ook in 1879 staat dit te boek als pakhuis, dus zonder bewoners. Op foto’s zien we rond 1900 ook steeds meer reclameteksten verschijnen op deze panden aan het Damrak. Ze lenen zich daar uitermate goed voor. Zo verschijnt op onze gevel rond 1905 een reclametekst voor van Beugen’s Lederhandel die op Warmoesstraat 38 gevestigd is. Als Stadsherstel in 1990 met de restauratie beginnen is die tekst nog vaag aanwezig op de stenen.

Rol van Stadsherstel
Ruïne als vervolgroman

Op het moment dat wij eigenaar worden, in 1981, is het pand gekraakt, en dat blijft zo totdat er in 1988 brand ontstaat. In 1984 stelden we ons monument beschikbaar voor een experiment van een kunstenaarsinitiatief van stichting LAB. Zij wilden iets doen met dit object, dat midden in het dagelijks leven staat; een uitgerangeerde woning, een verlaten ruimte, een ruïne, waar elke dag duizenden Amsterdammers aan voorbij gaan zonder deze op te merken. Nutteloos en dood. Hun vraag was of het huis ooit kon sterven. Zij confronteerden zes kunstenaars uit drie disciplines (architectuur, design en beeldende kunst) met een foto en een plattegrond van het huis. Ze gaven hen voor één maand het huis in gebruik, lieten hen eraan voelen en ruiken en vroegen hen om het huis een verhaal te geven zoals het dat aan hen vertelde. De resultaten zijn vastgelegd in een boekje: Ruïne als vervolgroman.

In 1988 ontstaat er brand en besluit Stadsherstel het pand te restaureren. Na de restauratie wordt Restaurant de Compagnon in 1990 huurder van de bedrijfsruimte in het pand en zitten er nu nog steeds. De Compagnon is een oud en bijzonder restaurant in Amsterdam waar chef van Bert van Buschbach te scepter zwaait heeft. Buschbach heeft oog voor kwaliteit, eerlijke en pure producten en een absolute voorliefde voor de Franse keuken.

Meer informatie

Bronnen:
Oeuvrecatalogus Martin Monnickendam, Van Helden
Ons Amsterdam
Stichting Hippomobiel Erfgoed
Waar was dat huis in de Warmoesstraat

Aan dit project hebben meegewerkt:
Aannemingsbedrijf Sikking BV

Cookie toestemming
Wij gebruiken cookies om uw gebruikerservaring te optimaliseren en het webverkeer te analyseren. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Lees meer over hoe wij cookies gebruiken. Als u akkoord gaat met ons gebruik van cookies, klikt u op "Ok, ik wil verder".
instellingen
Functionele cookies: deze cookies zijn nodig voor een goed werkende website
Analytische cookies: deze cookies worden gebruikt om statistieken van de website bij te houden. De analytische cookies zijn volledig geanonimiseerd en worden niet gedeeld. Tevens wordt het laatste octet van het IP-adres automatisch gemaskeerd.