E
Eerste Egelantiersdwarsstraat 4, AmsterdamDit huis – waar alleen nog een onderstuk van aanwezig was – werd door ons gekocht tegelijk met een zestal naastgelegen panden, al waren dit ook niet meer dan onderstukken of krotten. Vanwege de historische context; er tegenover ligt het Claes Claesz. Hofje – werd er gekozen voor historiserende vormgeving.
De Eerste Egelantiersdwarsstraat is, als onderdeel van de Jordaan, aangelegd in de eerste helft van de 17e eeuw tijdens een van de grote Amsterdamse stadsuitbreidingen; de zogenaamde Derde Uitleg. In de Jordaan zijn veel grachten en straten naar bloemen vernoemd. Een Egelantier is een heester. De huizen in deze buurt zijn deels gebouwd voor handwerkslieden. Er staan grachtenpanden uit meerdere tijdvakken; huizen uit de 17e eeuw naast nieuwbouw. In het begin van de jaren tachtig zijn er nog panden bijgebouwd. Die zijn in de plaats gekomen van de verkrotte huizen die gesloopt werden. Ook ons huis was al verdwenen, waarschijnlijk na de oorlog maar voor 1955.
Oorspronkelijk had Stadsherstel het plan om Eerste Egelantiersdwarssstraat 4 en 6 en modern vorm te geven. Later werd, vanwege de historische context, besloten de gevels uit te voeren in een moderne steen, maar in historiserende vorm. Hierdoor ontstond er meer een eenheid van stijl tussen de te herbouwen panden en hun historische omgeving, zoals bijvoorbeeld het tegenoverliggende Claes Claesz. Hofje.
Gered door onze geestelijk vader Geurt Brinkgreve
De stichters van het nu Claes Claesz. genaamde hofje waren de rijke lakenkoper Claes Claeszoon Anslo en zijn vrouw Griet Jans. Per testament in 1616 lieten zij het Anslo’s hofje bouwen. In 1626 was het hofje klaar, het bestond uit vijf huisjes die bereikbaar waren via een gang in de Eerste Egelantiersdwarsstraat.
Generaties lang blijven de erfgenamen, zoals het beschreven stond in het testament, voor het hofje zorgen. Tot aan 1945, toen werden de hofjes ontruimd vanwege verminderde bewoonbaarheid. Geurt Brinkgreve, o.a. de geestelijk vader van Stadsherstel, redde in 1969 de hofjes. Door later het Zwaardvegershofje en het Anslo’s Hofje samen te voegen ontstond het huidige Claes Claesz. Hofje.
Het Zwaardvegershofje ontleende zijn naam aan het feit dat de huisjes aan de Zwaardvegersgang naar de Tuinstraat waren gelegen. In 1738 waren ze bij testament door Gerrit Loenen en zijn echtgenote Annetje Abrahams vermaakt aan de diaconie. Dit hofje bestond uit zes woonruimten, bestemd voor behoeftige, oudere weduwen of ongehuwde vrouwen.
Het was waarschijnlijk een winkelwoonhuis
De Eerste Egelantiersdwarsstraat heette in 1696 de Eerste Tuindwarsstraat, dat lezen we in de akte waarin staat dat Jacobus Hellenbroek zijn kindsdeel van zijn overleden vader Johannes krijgt. Het bestaat dan uit de helft van het huis en erf dat zijn moeder, Elisabeth Kluft, beheerde. In de akte lezen we verder dat het huis een ‘achterkoker, affdack en regenbak’ heeft. In 1725 verkoopt Jacobus, – hij is dan kassier in de bank van lening te Rotterdam – zijn deel aan zijn broer Abraham, die predikant is in dezelfde gemeente. Hun broer Isaac, koopman te Amsterdam is gemachtigd om de verkoop te regelen.
Vader Johannes was eerder getrouwd met Lysbet Joosten. Haar grootmoeder (Maria) die aanwezig was bij het huwelijk in 1645, was in 1647 eigenaar van het huis, via haar kwam Johannes in bezit van het huis. De erfgenamen van voorgenoemde families verkopen in 1745 het hele huis.
Uit de archieven blijkt, dat ons pand waarschijnlijk eeuwenlang een woon/winkelfunctie gehad heeft, want in 1742 woonde Benedictus Pauli, beroep apotheker, er met twee dienstboden. In 1851 bewoonde de winkelierster Allegonda Catharina Will het pand. In 1864 woonde er ook een winkelier, maar dan in verfwaren. En in 1879 was als bewoner ingeschreven de winkelbediende Paulus Brinkman.
Onbeheerde nalatenschap
In 1955 wordt het erf met fundering – het huis is dan al gesloopt- , uit de onbeheerde nalatenschap van de in Sobibor vermoordde Keetje Doof en haar man en tevens neef Hartog Dessaur, verkocht. Sinds 1928 was de vader van Keetje eigenaar, hij was koopman in galanterieën en hij had samen met zijn vrouw als marktstandplaats “over het IJ”.
In 1928 trouwden Keetje en Hartog in Amsterdam. Hij kwam uit ’s Graveland en was in eerste instantie violist, maar werd later net zoals zijn vader koopman. Keetje en Hartog hadden een stoffenkraam in de Westerstraat hoek Lijnbaansgracht. Hun laatste adres is Krugerplein 22-II. Ze werden met hun kinderen Harry en Annie tijdens de grote razzia op 20 juni 1943 opgehaald en per trein van station Muiderpoort naar kamp Westerbork gebracht en ondergebracht in barak 55.
Twee weken later, op 6 juli 1943 worden ze op transport gezet. Hartog gooit nog een laatste groet uit het raam, die gevonden wordt. Na een reis van drie dagen worden ze, direct na aankomst in Sobibor op 9 juli 1943, vermoord. De Amsterdamse Keetje Dessaur is dan 38 jaar, haar man Hartog 40, hun dochter Annie 14 en hun zoon Harry 13 jaar.
Herinnering van Annie Cossé op Joodsmonument.nl
Annie Dessaur zat op de Burgerschool op de Herengracht. Dat was een prima lagere school, waar doorgaans de wat beter gesitueerden uit het centrum op zaten. In klas 5 en 6 zat zij met haar vriendje Bernhard Kahn en haar vriendinnetje Annie Cossé vooraan bij meester Jurgens, omdat ze alle drie vaak kwebbelden en altijd grapjes maakten en de klas aan het lachen kregen. Annie was een lachebekje en een leuk kind, mooi gezichtje met schitterend golvend zwart haar, wat Annie Cossé prachtig vond; ze was net een pop. Zij was zelf ook een leuk meisje om te zien, dus iedere jongen in de klas vond de beide Annie’s leuk.
Ze had een rustige moeder; een frêle vrouw die vaak in het wit gekleed was. Annie Cossé kan zich nog goed herinneren dat zij vaak Annie Dessaur na de pauze thuis ophaalde, en dan regelmatig hoorde dat Annie nog even haar karnemelk moest opdrinken. Ze zag dan, bovenkomend, dat de karnemelk in een prachtig metalen bekertje zat en vond dit altijd zeer indrukwekkend. Later werd duidelijk dat dit bekertje met het geloof te maken had. Broertje Harry mocht nooit meespelen, want die was wat jonger en was een bescheiden jongetje. Al waren ze toch ook weer vaak samen.
Bronnen:
joodsmonument.nl
Stichting Sobibor
Archief Stadsherstel
Stadsarchief Amsterdam
Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed
Beeldbank Rijksmuseum
Delpher