Voortvarende heren van stand
Voorname, historische namen zijn het. De achternamen van sommige van de invloedrijke heren die in 1879 voortvarend – want vooruitlopend op de feiten – een stuk grond kopen tussen de Verlengde Vondelstraat en de Vondelkade. Terrein bestemd voor de bouw van de nieuwe manege.
Tekst: Monique Hollenkamp
De ‘oude manege’ zit op dat moment nog aan de Schans. Door uitbreidingen in de stad moet de Leidsegracht worden doorgetrokken naar de Singelgracht. De eerste Hollandsche Manege staat precies daar flink in de weg van de vooruitgang. In 1882 verhuisde ze daarom naar de nieuwe rand van de stad op de grens met Nieuwer-Amstel.
Prent van de oude Hollandsche Manege, 1790, Stadsarchief Amsterdam
De eerste Hollandsche Manege (1744-1882)
De voorganger van de huidige Hollandsche Manege staat binnen de stadspoorten aan de Schans, tussen de bolwerken Slooten en Osdorp. Gebouwd in 1744 is het niet de eerste manege in Amsterdam, maar wel de eerste grote, die ook luistert naar de namen Koninklijke Manege of de Piqueurschool. Vroege Amsterdamse rijhallen zijn te vinden op de historische kaarten, met namen als Piqueur Plaets en Manegie. Zo ook de eerste Hollandsche Manege.
1774-1782, Gerrit de Broen jr., vierde editie van de kaart van Amsterdam. In het rood de Nieuwe Menegie
Paardrijkunst is een elitair genoegen en wordt vooral beoefend door de adel. In tegenstelling tot Frankrijk en Engeland is het in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden niet de rijke adel die rijhallen laat bouwen. Het zijn verenigingen van de gegoede burgerij die particuliere initiatieven ontplooien. De Hollandsche Manege wordt opgericht op initiatief van zes notabele Amsterdamse burgers die zich willen bekwamen in de rijkunst. De heren laten een rijzaal bouwen, trekken een pikeur aan die de hal huurt en les geeft én in het naastgelegen pand een pikeurswoning krijgt. De naam van de familie Bicker duikt op in de archieven als financieel betrokken bij de oprichting en financiering van de manege. Daarnaast waren Salomon van Dedel, regerend schepen van Amsterdam, Bruno van der Dussen, oud-schepen van Amsterdam, Volkort Both, Jan Testas en de adelijke familie Munter mede-eigenaar. De heren krijgen les, de dames zijn toeschouwers op het balkon aan de korte zijde van de rijzaal.
1750, De Hollandsche Manege door Pieter Barbiers en Ludolf Backhuysen jr., met achterin het balkon voor de dames, collectie Amsterdam Museum
De oude Hollandsche Manege is de eerste stenen rijhal in Amsterdam en de eerste waarbij sprake is van een aparte voorziening voor publiek. Aan het einde van de piste is een balconkamer gebouwd uit welke, de Vrouwen het ryden, en drillen der paarden aanschouwen konnen, zo schrijft J. Wagenaar in zijn boek over Amsterdam in 1765. Op de afbeelding hierboven is de balkonkamer achterin zichtbaar. Aan de korte zijde is het zicht op de rijpiste het beste. De manege en haar vereniging zijn besloten en behalve paardrijden vinden er ook andere verenigingsactiviteiten plaats. Bij de inrichting van de manege staat daarom niet alleen de paardensport centraal, maar ook het sociaal samenzijn van de leden en hun introducés is een belangrijk gegeven. Op de eerste etage van de pikeurswoning wordt daartoe een concertzaal ingericht. Rond 1765 bestaan in Amsterdam vier met elkaar concurrerende rijscholen.
De tweede (nieuwe) Hollandsche Manege (1182-heden)
Net als de oude Hollandsche Manege, wordt ook de nieuwe manege met dezelfde naam een besloten aangelegenheid. Een commissie, onder voorzitterschap van mr. J. Kappeyne van de Coppello, richt zich in 1880 na afkoop van het erfpachtcontract van de oude manege op de voorbereidende werkzaamheden. Allereerst gaat zij opzoek naar een nieuwe locatie. Ook J.H. van Eeghen, bankier, kunstverzamelaar en zoon van Christiaan Pieter van Eeghen, oprichter van het Vondelpark behoort tot de initiatiefnemers.
De heren vinden een geschikt terrein, nog net in Amsterdam op de grens met Nieuwer-Amstel. Vijf van hen kopen het samen ‘in privé’. Het blijkt een goede stap. Een maand later wordt tijdens een vergadering in het koffiehuis met de toepasselijke naam ‘Lokaal de Eensgezindheid’ met 38 heren present het besluit genomen een naamloze vennootschap te stichten. Het zal de N.V. tot Exploitatie der Hollandsche Manege worden, met een kapitaal van 200.000 gulden. Daarvan is 60.000 voor de grond en 140.000 voor de te bouwen manege.
December 1880, namen van de initiatiefnemers in het Nieuws van den Dag.
De rijzaal van De Hollandsche Manege
De bouwmeester
De nieuwe Hollandsche Manege is rustig gelegen tussen de Verlengde Vondelstraat (nu Vondelstraat) en de Vondelkade (nu Overtoom) aan de Overtoomse Vaart. De hoofdentree komt te liggen in de Vondelstraat tussen de woonhuizen. Het aangrenzende nieuwe park, waar ook kan worden gereden, is ruim een decennium eerder aangelegd en heet sinds twee jaar na de opening Vondel(s) rij- en wandelpark. Ook een particulier initiatief.
Detail van een kaart van Amsterdam, met links (de rode pijl) naast het Vondel(s)park de nieuwe Hollandsche Manege
Van Gendt werd in 1861 betrokken bij de bouw van de spoorlijn Amsterdam-Den Helder, inclusief alle stations en kunstwerken. In 1874 vestigde hij zich in Amsterdam als succesvol zelfstandig architect. In de uitvoering van zijn plannen is alles in het werk gesteld de rijbaan ook esthetisch aan hoge eisen te laten voldoen. Veel aandacht van de architect, die later het Concertgebouw en de Stadsschouwburg zou bouwen, gaat uit naar de decoratie van het interieur. Wat weer bijzonder goed aansluit bij de clientèle van de manege, waartoe ook Van Gendt zelf behoort. De initiatiefnemers van het eerste uur worden bijna logischerwijs de eerste directeuren en commissarissen. De heren Matthes, Van Beeck Vollenhoven en Weeningh worden benoemd tot directeur. De heren Bunge, Siepman van den Berg, Gebhard jr., Kappeyne van de Coppello en Wertheim treden toe tot de raad van commissarissen.
De manege opent op 28 januari 1882. Een gedenksteen, onthuld tijdens de openingsavond, spreekt van de ‘Inwijding der Hollandsche Manege’. In net iets meer dan een jaar is het project van de vijf patriciërs, de initiële financiers, voltooid.
Bronnen:
Van bouwkunst en rijkunst, Amsterdamse rijhallen in de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw, Judith Kuipéri, 2013
De Hollandsche Manege, Wouter Slob, 1986