Suiker, schulden en een ijsfabriek
In de 18e eeuw woonde de familie Roseboom op de Keizersgracht 64. De Rosebooms waren eigenaar van de Surinaamse suikerplantage De Guineesche Vriendschap. Ook latere bewoners hadden een connectie met Suriname; zo liet Paul Sträter in 1891 een ijsfabriek bouwen in Paramaribo.
Tekst: Arnold Korporaal
In 1762 wordt het ‘hegt en weldoortimmerd modern koopmanshuis’ aan de Keizersgracht voor ƒ 36.400 geveild aan de gepensioneerde Coert Roseboom, voorheen commandeur bij de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Hij gaat er wonen met zijn zoon Mr. Jan Hendrik Roseboom, die vier jaar later trouwt met Françoise Wijnanda Elisabeth van der Noot de Gietere, afstammeling van een rijke patriciërsfamilie uit Brussel. Haar vader – Nicolaas Mattheus van der Noot de Gietere – heeft als directeur-generaal van de West Indische Compagnie (WIC) een fortuin gemaakt in de slavenhandel in Ghana.
Slavenhandel
Het is de halfbroer van Françoise die met een Surinaams avontuur de problemen inluidt voor de Rosebooms. Deze halfbroer, Nicolaas Mattheus van Bakergem, heeft een inheemse moeder. Als halfbloed blijkt hij geknipt voor de slavenhandel: hij weet vraag en aanbod tussen de Westerse en Afrikaanse wereld te verenigen. Als hij de veertig is gepasseerd, besluit Nicolaas zijn geld – als een soort oudedagsvoorziening – in 1776 te investeren in de Surinaamse suikerplantage De Guineesche Vriendschap aan de Surinamerivier. De prijzen voor plantages liggen op dat moment erg hoog, want men verwacht de plantage met winst te kunnen doorverkopen.
Schulden
Het lukt Nicolaas echter niet de benodigde ƒ 100.000,- te lenen. Zijn zwager Jan Hendrik leent hem ƒ 28.000,- en via Dirk Luden kan hij ƒ 40.000,- lenen. Dirk Luden is directeur van diverse negotiatiefondsen van de Surinaamsche Colonie. Hij mag als enige producten doorverkopen van De Guineesche Vriendschap en als enige voorraden aan de plantage leveren; in die positie kan hij de plantage dus maken of breken.
Maar de suikerplantage rendeert niet. In 1779 overlijdt opa Coert aan de gevolgen van een beroerte. Kort na elkaar overlijden ook Françoise en Nicolaas. Mr. Jan Hendrik wordt opgezadeld met enorme schulden, De Guineesche Vriendschap hangt als een molensteen om zijn nek. Hij is in 1788 gedwongen om de Keizersgracht 64 te verkopen om alle schulden te kunnen afbetalen. Hij doet het pand voor ƒ 25.000 van de hand aan Dirk Luden.
De plantage blijft nog wel gedeeltelijk in het bezit van de familie Roseboom. Na de dood van Mr. Jan Hendrik beheert zijn zoon Jan Pranger Roseboom de plantage van 1810 tot 1812, tot ook hij overlijdt.
Claudia Sträter
Jaren later, in 1850, wordt Johann Sträter de nieuwe eigenaar/bewoner van de Keizersgracht 64. De Pruisische koopman neemt er zijn intrek samen met zijn vrouw Julia Wilde en vijf kinderen. Johann Sträter is in 1808 geboren in het stadje Rheine en stamt af van een ondernemende familie in manufacturen. Deze firma in manufacturen zal, via een achterkleinzoon van zijn broer, zelfs de basis vormen van het modehuis Claudia Sträter.
Ruim veertig jaar woont de kinderrijke familie Sträter op de Keizersgracht. Als de oudste zoon Paul in 1870 trouwt met de Duitse Maria Roderburg, blijft ook de volgende generatie Sträters in het pand wonen.
IJsfabriek in de tropen
De Sträters zijn streng katholiek, vermogend en ondernemend. In 1888 richt Paul Sträter samen met Adolf Esser de firma ‘Sträter, Esser & Co” op. De Keizersgracht 64 fungeert als hoofdkantoor van de firma, die zich zal bezighouden met in- en uitvoer naar West-Indië, waaronder Suriname.
De firma verkoopt van alles: aan de Watermolenstraat A 215 in Paramaribo kunnen mensen terecht voor ijzerwaren, wijn, ankerbeschuit, schoenen, schilderijen, Edammer kazen, parasols en nog veel meer.
In 1891 legt het bedrijf zich toe op de verkoop van ijs. IJs werd lange tijd met schepen uit Noord-Amerika aangevoerd en opgeslagen in een speciaal ijshuis in Paramaribo, maar telkens hield de onderneming geen stand. Sträter, Esser en Co doen het anders en laten een stoom-ijsfabriek bouwen op de hoek van de Steenbakkersgracht en de Steenbakkerijstraat in Paramaribo. In maart 1891 is de feestelijke opening. Dat jaar is in het Nieuws van den Dag te lezen dat “de Heeren Sträter, Esser & Co een bekwaam machinist zoeken voor ‘eene ijsfabriek’ in Paramaribo in de kolonie Suriname”. ‘Reflecteerenden’ kunnen zich vervoegen op de Keizersgracht 64, alwaar de sollicitatiegesprekken plaatsvinden.
In de fabriek kunnen mensen dagelijks ijs kopen voor 5 cent per kilo. ‘Om alzoo een ieder in de gelegenheid te stellen zich het gebruik van ijs te kunnen veroorloven’.
Later breidt de fabriek uit en gaat de firma ook limonade produceren. Maar dat maakt Sträter niet meer mee; in 1893 verhuist hij naar Zuid-Limburg. In 1896 overlijdt hij in Aken, als hij zijn oom bezoekt.