Kraak Haarlemmerpoort: een noodgreep
Als krakers de Haarlemmerpoort in 1978 niet op de politieke agenda hadden geduwd, was hij waarschijnlijk aan zijn bouwvalligheid ten ondergegaan. Architect André van Stigt was er destijds bij als voorzitter van het wijkcentrum. Twintig jaar later is de cirkel rond: Van Stigt doet de restauratie. We spreken hem over “de tijd dat we nog van zeven tot twaalf uur ’s avonds vergaderden en de bewoners nog regie voerden over gebruik van hun buurt.”
“Totaal onverantwoord”, vond André van Stigt wat hij zag, toen hij in de tweede nacht van de kraak in mei 1978 de Haarlemmerpoort bouwkundig inspecteerde. “En dat zeg ik niet zo vaak. Er was zó veel rotzooi. Verlichting ontbrak, we moesten met kaarsen in de weer. En als de boel in brand zou vliegen, zaten we als ratten in de val. Maar het belangrijkste was dat de buurt zekerheid kreeg over behoud of niet.”
Die boodschap kwam terecht bij de brandweer, die het onderschreef. De gemeente zorgde er vervolgens voor dat er binnen een paar weken containers voor de deur stonden om de rotzooi te verwijderen en de plek leefbaar te maken. “Je kraakte toen om aandacht voor huisvesting te krijgen, niet uit eigenbelang. Zo regelden we meteen dat gebouwen werden opgeknapt.”
Van Stigt was begin twintig en voorzitter van wijkcentrum Gouden Reael in de Jordaan. “We waren wat je nu ‘een vitale coalitie’ zou noemen. We spraken echt mét elkaar.” Hij had als architect-stagiair bij de afdeling volkshuisvesting van de gemeente gemerkt dat bewoners bij inspraakbijeenkomsten voor stadsvernieuwing te weinig kennis hadden en dat architecten eerder op de hand van de gemeente waren.
Haarlemmerstraat geen tweede Zeedijk
Van Stigt had geen hoge pet op van het samenspel van ambtenaren en architecten. Om dat tij te keren, ging hij als onafhankelijke vrijwilliger aan de slag voor een wijkcentrum in een buurt waar hij niet werkte. “Met zo’n rol maak je geen vrienden onder architecten die opdrachten willen, nee. So what? Is het nodig of niet?”
Bij De Gouden Reael was Van Stigt de enige met een werkgeversachtergrond, hij werkte in het architectenbureau van zijn vader, de rest studeerde of had geen baan. “Niemand wist hoe je leiding moest geven. Ik kreeg al gauw een grote rol als voorzitter. We waren bijzonder, want er zaten afgevaardigden van de winkeliersvereniging, iemand met juridische kennis én krakers in het bestuur.”
Het wijkcentrum was dé plek van waaruit de buurtgenoten zich druk maakten over hun omgeving. “De ‘no go’ die toen op de Zeedijk heerste, groeide uit richting de Haarlemmerstraat. Dat wilden we voorkomen. Er waren op een gegeven moment alleen maar coffeeshops. Tijdens vergaderingen bespraken we pand voor pand wat er moest veranderen. Die overleggen duurden eindeloos, maar het ging écht ergens over. Ik heb straatmanager Nel de Jager ook aangesteld, die in twintig jaar de straat op de kaart zette. Kraken was voor de buurt de manier om de situatie van panden aan te kaarten. Fransrein Jurrema, als bestuurslid en voorzitter van kraakgroep de Vergulde Koevoet, was de grote trekker.”
Er waren zo’n vijftien mensen die steeds de eerste zes weken van de kraak op zich namen, zij wisten hoe je weerbaar moest blijven in geval van botsing met een eigenaar. Als de situatie stabiel was, zorgden buurtcomités dat bewoners werden toegewezen. “Die bewoners hielpen we om minimaal twee jaar in een pand te zitten, zodat ze met huurrechten op de urgentielijst kwamen als ze een pand uit moesten.’’
“Bij de Haarlemmerpoort werd ik er op dag twee bijgehaald om mee te kijken, op andere plekken, bijvoorbeeld in de Posthoornkerk, ook een pand van Stadsherstel, was ik een paar maanden één van de kraakwachten.”
Altijd een bemiddelende rol
De Haarlemmerpoort had lang leeggestaan voordat de krakers kwamen. De gemeente wist zich geen raad met het gebouw. “Nadat wij pleitten voor een woonfunctie, is er vanuit de landelijke subsidieregeling geld gekomen om 17 HAT-eenheden* te maken. Een deel ervan is vanwege de beperkte ruimte uiteindelijk een woongroep geworden. Helaas was er alleen budget voor binnen, de buitenkant kreeg alleen het hoogst noodzakelijke. De ‘binnenkant’ ging naar het woningbedrijf, de buitenkant bleef bij grondbedrijf. Dat was basis voor verdere verloedering.” De architect die deze renovatie op zich nam, was Maarten de Boer, die in dienst van de gemeente werkte. De Boer en Van Stigt richtten in 1992 het Amsterdams Monumentenfonds op, dat in 1999 fuseerde met Stadsherstel.
Van Stigt trad, in zijn vijfentwintigjarige rol als voorzitter van het wijkcentrum, vaak op als bemiddelaar tussen gemeente en bewoners. Ook toen de Haarlemmerpoort, inmiddels in handen van Ymere, in 2014 vanwege zijn slechte staat opnieuw onderwerp van discussie werd. “Ik had alle partijen bijna tot overeenstemming over de nodige veranderingen, tot het uiteindelijk toch spaak liep.”
De architect heeft zich er hard en succesvol voor ingezet om Stadsherstel tot koop aan te moedigen. Dat hij uiteindelijk zelf als architect de verbouwing op zich neemt en niet meer de onafhankelijke maatschappelijk betrokken buitenwacht blijft, “heeft te maken met de tijdgeest.”
“Het is tegenwoordig moeilijk om integraal te denken over gebouwen, men loopt vaak vast op de financiële haalbaarheid. Ik geloof bovendien niet in selectie via aanbestedingen, dan gaan mensen verhalen vertellen die ze niet waar kunnen maken. En ik vind dat de laatste tien, twaalf jaar minder goed wordt nagedacht over duurzaam beheer. Daar wil ik me mee kunnen bemoeien. Ik wil verantwoordelijkheid nemen. De architect is niet klaar als een gebouw af is, gebouwen moeten twintig jaar kunnen overwinteren. Gelukkig is Stadsherstel op dat vlak een geestverwant.”
*HAT staat voor Huisvesting Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens.
André van Stigt (1959) heeft een lange en rijke loopbaan als restauratie-architect. Hij nam verschillende iconen in Amsterdam en daarbuiten onder handen. Voor Stadsherstel werkte hij aan:
Een kleine greep uit de bekende gebouwen die hij succesvol nieuw leven inblies:
|