Is de fundering van de Zuidervermaning echt zo slecht?
De schuurkerk is echt een plaatje. Oké, hier en daar kan hij wel een likje verf gebruiken maar de bezoeker zal verder niets opmerken. Eenmaal binnen waan je je in vervlogen tijden in de prachtige kerkenraadskamer met drie eeuwen oude verflagen en de grote zaal. Er lijkt helemaal niks aan de hand te zijn. Maar niets is minder waar want dit gebouw staat echt op instorten.
Verrotte fundering
Gelukkig wordt de kerk beter in de gaten gehouden dan door de nietsvermoedende bezoeker. Elk jaar inspecteren Monumentenwachters van Noord-Holland de kerk. Zij zagen in 2014 wat vreemds aan de poeren (gemetselde steunen) waar de kerk op rust. Ze leken verzakt en sommige poeren scheurden. De inspecteurs raadden een funderingsonderzoek aan. En zo geschiedde. Het funderingsonderzoek vond plaats op 2 juli 2014. En wat wij zagen was wel even schrikken. Verpulverd metselwerk en alleen maar verrot hout. Dat is waarschijnlijk gekomen doordat het grondwater vaak laag geweest is waardoor het hout droog kwam te staan en kon rotten. De fundering is zo slecht dat geheel vernieuwen de enige optie is.
De restauratie van de fundering
De nieuwe betonnen constructie onder het pand zal straks worden gesteund door 47 betonnen palen in de grond van 19 meter lengte. De lange palen kunnen natuurlijk niet in een stuk de grond in, ze worden samengesteld uit kleine stukjes paal die één voor de een de grond in gebracht worden en aan elkaar gemaakt.
De geschiedenis van funderen in een veengebied
De Zuidervermaning staat in een veenweidegebied. Oorspronkelijk waren alle houten gebouwen in veengebieden gefundeerd op balken die onder de volle lengte van de muren doorliepen. Een houten gebouw, met riet gedekt, gaf weinig belasting op de ondergrond waardoor de verzakking minimaal was. Alleen de hoekstijlen waar meer gewicht op stond rustten op ingegraven palen.
Bij drie opgegraven houten kerken in Noord-Holland; Assendelft, Heiloo en Egmond, zijn dergelijke constructies aangetroffen.[1]
Toen in de elfde tot de dertiende eeuw de overgang plaats vond van houten naar stenen gebouwen werden betere funderingen noodzakelijk. De eerste vorm was: een fundering op poeren (fig. 102). Poeren zijn taps toelopende stenen constructies die op regelmatige afstand de muren ondersteunen. Onder de poeren werd een vierkant van houten balken aangebracht. De ruimte daartussen werd opgevuld met korte houten paaltjes, zogenaamde slieten. Later werden de poeren vervangen door doorlopende muren, de zogenaamde langsmuren (fig. 103).
Deze langsmuren werden op hun beurt ondersteund door twee zware funderingsplanken (fig. 192). Daaronder had men steeds op gelijkmatige afstand koppels van funderingspalen geheid. De palen die men gebruikte hadden een ongecontroleerde afmeting en een lengte van plm. 1,5 meter. Deze palen stonden nog niet op een draagkrachtige zandlaag maar de weerstand van de grond hield de paaltjes op hun plaats. Het grote aantal paaltjes zorgde voor voldoende weerstand om stenen gebouwen te kunnen dragen.
Naderhand kwam op deze palen eerst een dwarsbalk (de zogenaamde kesp) (fig. 193) om het uitwijken van de palen te voorkomen.[2] Een bijkomend voordeel was dat het verzakken minder ongelijkmatig verliep door een betere gewichtsverdeling.[3] Deze funderingsvormen zijn vele eeuwen in zwang gebleven. Waarschijnlijk in het landelijk gebied zoals Westzaan langer dan in verstedelijkt gebied zoals Amsterdam waar men de fundering voortdurend probeerde te verbeteren.
Pas later heide men de palen naar de meer draagkrachtige zandlaag die in de Zaanstreek op ca. 18 meter wordt aangetroffen.
De fundering van de Zuidervermaning
De fundering bestaat uit: gemetselde poeren, ondersteund door funderingsplanken met onder elke plank twee palen. Onder elke poer zitten dus steeds vier palen.
[1] A.M. Numan, Noord-Hollandse kerken en kapellen in de Middeleeuwen, Zutphen 2005, p. 55 e.v.
[2] H.J. Zantkuyl, Bouwen in Amsterdam, aflevering 4, De verstening van het houten huis, Amsterdam, 1975,. 52,53
[3] H.J. Zantkuyl, 1975, 3