Eerste Weteringdwarsstraat 30
In mei 2003 werd er begonnen met het maken van een ontwerp en een restauratieplan voor het pand aan de Eerste Weteringdwarsstraat 30. Nu bijna drie jaar later is het pand geheel gerestaureerd en staan de nieuwe bewoners te popelen om hun intrek te doen.
Dit pand aan de 1e Weteringdwarsstraat 30 is gebouwd kort na 1670. Het maakt oorspronkelijk deel uit van het bouwplan voor een wijk van 211 wevershuizen, genaamd ‘Noortsche Bos’, dat door architect Ph. Vingboons is ontworpen.
Het pand was oorspronkelijk opgedeeld in vier woningen, maar dit is in de loop van de 18e of 19e eeuw gewijzigd in twee woningen. Tegen de oorspronkelijke achtergevel is het pand uitgebreid met een aanbouw van drie bouwlagen, opgetrokken uit halfsteens metselwerk en houtskeletbouw. De oorspronkelijke schuine kap van het achterhuis is verdwenen, waarna er een extra bouwlaag op is gezet voorzien van een plat dak.
De houtskeletbouw aanbouw tegen de oorspronkelijke achtergevel was aan de buitenzijde afgewerkt met houten kraaldelen en geïsoleerd met turf. Deze uitbouw inclusief de houten balkonhekken verkeerden in een dusdanige staat van ontbinding dat behoud of hergebruik hiervan onmogelijk was.
Ook het later opgetrokken halfsteens achterhuis verkeerde in een zeer slecht staat. De achtergevel was losgescheurd van de zijgevel en overal waren scheuren in het metselwerk ontstaan. De vloeren lagen allemaal zeer scheef en de toegepaste vloerbalken waren zeer minimaal gedimensioneerd, waardoor deze niet meer zouden voldoen aan de huidige eisen.
De overspanningrichting van de balken van de bel-etagevloer is gewijzigd. Voorheen was er een aannemersbedrijfje gevestigd in het souterrain van het pand. Om de aanvoer van gereedschap en materieel te vereenvoudigen is er destijds in de voorgevel een pui geplaatst met in het midden twee grote schuifdeuren en is de overspanningrichting van de balken gewijzigd, waardoor er een grotere doorgang is gecreëerd.
De aannemer plaatste zijn bakfiets met gereedschap en materiaal voor de pui waardoor alles eenvoudig naar binnen kon worden gedragen.
Oorspronkelijk liggen bij dit soort type pand de balken van de bel-etagevloer evenwijdig aan de voorgevel en de balken van de daarboven gelegen verdiepingen haaks op de voor- en achtergevel. Zoals ook te zien is in het pand aan de Tweede Weteringdwarsstraat 71-73. Door deze wijziging is er een te grote belasting op de oorspronkelijke achtergevel komen te staan wat mede oorzaak is dat het gehele pand naar achteren is gaan hellen.
Architectenbureau Vroom heeft het restauratieplan gemaakt. Uiteindelijk is er gekozen om in het pand twee woningen en een atelier in het souterrain te laten realiseren, waarbij het atelier in eerste instantie bij de onderwoning hoort, maar met een simpele bouwkundige ingreep als zelfstandige unit verhuurd kan worden. Aangezien het hier om twee ruime woningen gaat is er voor gekozen de keukens en de badkamers ook ruim en ietwat luxer uit te voeren.
Er werd gezocht naar een geschikte aannemer, maar in verband met de aankoop en restauratie van het pand aan de Tweede Weteringdwarsstraat 71-73 werd er nog even gewacht met de aanbesteding. Gekozen werd om beide panden door dezelfde aannemer te laten restaureren om zo op de bouwplaatskosten te besparen. Na diverse onderhandelingen werd het werk gegund aan aannemersbedrijf Scheurer b.v. en was de geboorte van het bouwteam een feit.
Het behouden van het achterhuis bleek helaas niet mogelijk. Het is tot aan de 1e verdieping gedemonteerd, omdat in het metselwerk daarboven haast geen verband meer was. De keuken van de bel-etage kon vrijwel geheel worden behouden (op de achtergevel na). De rest werd opnieuw opgebouwd. De 1e verdiepingvloer kon op deze manier weer geheel waterpas gelegd worden. Gekozen werd om het achterhuis op te bouwen uit een houtskelet met een gestuukte halfsteens buitenwand waarin de originele kozijnen en ramen op hun oorspronkelijke plaats zijn teruggeplaatst.
Een aardig incident tijdens de restauratie, was de vondst van een historische krant. De 276ste editie van de Amsterdamsche Courant lag tussen de balken van de zolder en de eerste verdieping. Helaas was de krant van 22 november 1826 niet meer helemaal compleet, in tegendeel. Enige bestudering leerde dat er diverse partijen hout werden aangeboden, onder meer uit Noorwegen. Wellicht waren dit de palen waarop (delen van) het pand zijn gebouwd, zoals ook bij het nabij gelegen ‘Noortse Bosch’ wordt vermoed.
Want, nu ingaand op de restauratie: dit pand bleek slechts ten dele te zijn onderheid. De restauratie kenmerkt zich daarom door een zeer stroeve start. Tijdens het graafwerk voor de nieuwe funderingsvloer bleek dat de later aangebouwde achtergevel juist géén palenfundering had. Verder uitgraven was daarom onverantwoord en veel extra stutwerk was noodzakelijk. Hierna kon verder gegraven worden en bleek dat de achterkant wel op drie houten tonnen gefundeerd was. Dat het zekere voor het onzekere was genomen, bleek later in de restauratie maar goed ook, want de oorspronkelijke achtergevel, die nu halverwege het pand is gelegen, bleek bijna geheel van de daar wel aanwezige fundering af te zijn gegleden. Nog meer stut- en stempelwerk dus.
Andere tegenvallers waren het bijna geheel verrotte oorspronkelijke achterhuis. Dit achterhuis was ernstig verzakt en het bovenste deel moest gedemonteerd worden. Het funderen is altijd lastig in een gebouw dat moet blijven staan. Voor een complete hijstelling is immers geen ruimte. De mobiele hijstellingen worden met veel zorg en moeite op de juiste plek geplaatst.
In verband met de aanleg van de Noord-Zuidlijn en het naar achteren hellen van het pand moest het pand worden voorzien van een nieuwe fundering. De twee belendende panden waren reeds voorzien van een nieuwe fundering, waardoor er minder palen geheid hoefden te worden.
Tijdens het uitgraven van het souterrain stuitte het bouwteam op een tweetal problemen. Ten eerste bleek de halfsteens uitbouw niet meer gefundeerd te zijn. Er zijn nog wat restanten van houten tonnen onder de achtergevel gevonden, maar deze waren dusdanig rot dat deze geen draagvermogen meer hadden.
Ten tweede bleek een stuk bouwmuur van de oorspronkelijke achtergevel, door overbelasting en het naar achteren hellen, bijna geheel van de oorspronkelijke houten fundering afgeschoven te zijn. Door het aanbrengen van tijdelijke stalen stutconstructies onder de halfsteens uitbouw en het stuk bouwmuur kon het geheel omhoog gehouden worden, zodat na het aanbrengen van de constructievloer het weer op eigen pootjes is komen te staan.
Gelijktijdig met het funderingsherstel werd de houten kap aangepakt. Om zo veel mogelijk bestaand hout te behouden zijn enkel de rotte muurplaten en rotte ondereinden van spanten en sporen vervangen. De kwaliteit van de balkkoppen bleek, na onderzoek door de aannemer, goed te zijn. Er bleken slechts drie balkkoppen van de zoldervloer rot te zijn. Deze zijn vervangen door een nieuwe houten balkkop die met behulp van een schuine liplas aan de bestaande balk is bevestigd.
Op 11 oktober 2004 was de uiteindelijke vorm van het pand bereikt. Na het zeer arbeidsintensieve funderingsherstel was al vrij snel het zogenaamde hoogste punt bereikt; de pannen lagen weer op hun plek. De achteraanbouw, die wegens ernstige bouwvalligheid gedemonteerd moest worden, zat er toen nog niet aan.
Het originele interieur op de bel-etage, waaronder de stuclijsten in de gang en de kolenkasten in de keuken, is zo veel mogelijk gehandhaafd en waar nodig gerestaureerd. Om een grotere woonkamer te creëren is de porte brisée uit de jaren ’20 gedemonteerd en in de oorspronkelijke achtergevel teruggeplaatst en aan weerszijden voorzien van een vaste kast met planken. Alle bestaande trappen zijn intact gebleven behalve de bestaande ladder naar het souterrain. Een nieuwe stalen spiltrap, geplaatst in een bestaande raveling, biedt toegang tot het souterrain.
Op 29 maart 2006 j.l. organiseerde Stadsherstel een open huis waarbij omwonenden en belangstellenden de kans kregen een kijkje te nemen wat het resultaat is van ruim een jaar noeste arbeid. De reacties waren veelal positief, maar op sommige punten blijven smaken verschillen. Gelukkig maar.
De woning op de bel-etage van circa 100m2 heeft een slaapkamer en badkamer in het souterrain, en op de bel-etage een woonkamer, eetkamer en keuken. Er is ook een kleine binnenplaats.
Op de eerste verdieping en onder de kap is een ruime woning gerealiseerd, van circa 120m2 met drie slaapkamers, een woonkamer, een eetkamer, een keuken, een grote badkamer en als klap op de vuurpijl een balkon én een dakterras. Het 17e eeuwse pand is een typisch wevershuis, gebouwd om ooit als een luxe woning voor mensen van dit ambacht te fungeren. Het stadsbestuur heeft in 1670 een besluit genomen om te bewerkstelligen dat goede huisvesting voor diverse ambachten zou worden gebouwd in de huidige buurten aan weerszijden van de Vijzelgracht. De opbrengsten van de verhuur zouden aan liefdadigheid besteed moeten worden, maar helaas werd het niet erg rendabel. De opbrengsten van dit pand zouden toekomen aan het Burgerweeshuis. En paar eeuwen en veel verbouwingen later zal het pand nog steeds niet erg rendabel worden. Stadsherstel kocht het pand in 1989, toen het al in slechte staat verkeerde. Zou de restauratie toch een positief rendement hebben, dan zou dan niet aan dezelfde liefdadigheid worden besteed, maar wel aan het herstel van de stad Amsterdam.