Oprichting Stadsherstel (4) begin jaren van de organisatie
Kom meer te weten over de begin jaren van onze mooie organisatie.
Benieuwd naar de vorige verhalen? Klik HIER voor deel 1, HIER voor deel 2 en HIER voor deel 3 en lees meer over de oprichting van Stadsherstel.
Een N.V. werd opgericht om zo snel mogelijk de stad te redden
De inspanningen van het comité ‘De Stad Amsterdam’ om te onderzoeken of het mogelijk was een maatschappij op te richten die, onafhankelijk van het gemeentebeleid, het verval van de binnenstad van Amsterdam zou kunnen keren, werpen in 1956 vruchten af. Een succesformule wordt ontwikkeld die nog steeds de organisatie van Stadsherstel Amsterdam bepaalt. Er wordt gekozen voor een N.V. en niet voor een Vereniging of Stichting omdat met een N.V. het mogelijk was om sneller te laten zien dat de Amsterdamse panden gerestaureerd konden worden en dat men graag in de stad wil wonen. De aandeelhouders krijgen een bescheiden dividend en hun aandeel groeit niet mee met de waardstijging van de organisatie. De overige verdiensten blijven binnen het bedrijf om nieuwe projecten te kunnen restaureren. Een N.V. dus die met het kapitaal van de aandeelhouders panden aankoopt en, indien daarvoor geld en subsidies aanwezig zijn, panden restaureert en opnieuw bewoonbaar maakt. Tevens vraagt men toelating aan als ‘lichaam werkzaam in het belang van de volkshuisvesting’, een juridische status waarmee de maatschappij en haar aandeelhouders een aantal noodzakelijke fiscale voorrechten kunnen verwerven. Het was aan directeur Karel Wilhelm van Houten om de maatschappij van de grond te trekken. In de acquisitie van nieuw kapitaal speelde Six van Hillegom de grootste rol. ‘Bier-Six’ beschikte als succesvol ondernemer over een wijdvertakt netwerk en wist in korte tijd een eigen vermogen van 1.100.000 gulden geplaatst te krijgen. De teerling was daarmee geworpen. Op 30 augustus 1956 wordt de maatschappij opgericht. Van Houten stelt een persbericht op dat nog in het archief van Stadsherstel aanwezig is:
Als resultaat van een initiatief van het comité ‘De stad Amsterdam’ werd in de hoofdstad door in hoofdzaak institutionele beleggers opgericht de Amsterdamse maatschappij tot StadsherstelN.V. Deze maatschappij, werkend met een maatschappelijk kapitaal van fl 5millioen, waarvan fl 1.1 millioen is geplaatst,heeft ten doel werkzaam te zijn in het belang van de volkshuisvesting, in het bijzonder daar waar door stedelijke ontwikkeling woonruimte dreigt verloren te gaan, welke voor het stadsbeeld karakteristiek is en bij verbetering naar de eisen des tijds behouden kan blijven.
De 1e Raad van Commissarissen
Op deze gedenkwaardige dag vindt ook de eerste vergadering plaats van de Raad van Commissarissen. Voorzitter Six van Hillegom verwelkomt de commissarissen: Van Saane, Loudon, Barth, Bierends de Haan (voorzitter Bond Heemschut) en Haga (voorzitter Hendrick de Keyser). Aanvankelijk heeft de particuliere onderneming slechts een bescheiden omvang. De N.V. die zich, zoals afgesproken met het toenmalig hoofd van Bureau Monumentenzorg (BM) – de heer Meischke – vestigt op een kamer van het kantoor van BM aan de Dirk van Hasseltsteeg, telt slechts één medewerker: directeur Van Houten. Het aanbod zou Meischke later nog bijna zijn positie kosten. Het plan van werkzaamheden in de drie opbouwjaren vermeldt het volgende:
aankopen 1e jaar 25, 2e jaar 50 en 3e jaar 50 panden; restauraties: 1e jaar 6 restauraties, 2e jaar 12 restauraties; 3e jaar 20 restauraties.
Verder is over de begintijd onder leiding van Van Houten weinig bekend. Ondanks het optimistische 3-jarenplan heeft de maatschappij in 1965, tien jaar later, pas 12 volledige en 14 partiële restauraties op haar naam staan. Van Houten hanteert een zeer voorzichtige aankoopstrategie. Door de maatschappelijke doelstelling, in combinatie met een zakelijke benadering, kan de N.V. al snel op grote steun van de burgerij rekenen, zowel binnen als buiten Amsterdam. Wel ontstaat er enige vertraging door een verzoek van het ministerie van Volkshuisvesting en Bouwnijverheid. Een aantal wijzigingen en aanvullingen moet worden doorgevoerd in de nieuwe statuten. Hierdoor wordt Stadsherstel pas op 19 maart 1957 bij Koninklijk Besluit een ‘toegelaten instelling’ en kunnen de werkzaamheden werkelijk beginnen.
Verhuizing en nieuw personeel
Na het tijdelijke verblijf in de Dirk van Hasseltsteeg, vestigt de maatschappij zich op 1 mei 1957 in een klein grachtenpand: Prinsengracht 905. Het eerste pand dat de maatschappij aankoopt is Brouwersgracht 86. Ook wordt in deze periode het personeelsbestand uitgebreid met de heer Nass, voormalig uitvoerder bij de firma Hillen & Roosen en expert in het opmeten en uittekenen van aangekochte panden. De heer Nass zal tot 1976 in dienst blijven van Stadsherstel. Het boekjaar 1957 wordt afgesloten met een huizenbezit van 12 panden. Uit de jaarverslagen 1957/1958 valt op te maken dat de financiële situatie, door met name investeringen in panden en een toegezegd dividend van 3,5%, zwaar is. Op 2 juni 1959 verhuist Van Houten met zijn twee medewerkers de heer Nass en mevrouw Van den Broek, administratief medewerkster, naar het pand Keizersgracht 462, overigens geen eigendom, waar men tot 1990 kantoor zal houden.
Samen met het Bureau Monumentenzorg
De invloed van Monumentenzorg op het reilen en zeilen van de maatschappij is in deze periode groot: zo worden aankoopmogelijkheden bijvoorbeeld doorgespeeld naar de N.V. In ditzelfde jaar worden de allereerste restauraties van Stadsherstel opgeleverd: Zandhoek 13 en Langestraat 80. Stadsherstel hanteerde geen doorwrochte en vastgestelde restauratiefilosofie. Zo werd bij Amstel 87 uit esthetische overwegingen de oorspronkelijke vorm uit het begin van de achttiende eeuw hersteld en werden negentiende-eeuwse toevoegingen genegeerd. Meischke zegt hierover:
Stadherstel was geen architectuurhistorischeonderneming: men streefde ernaarom de Amsterdamse binnenstad in zijn bestaande toestand te beschermen en fraaier te maken. In het aankoop- en restauratiebeleid was de exploitatiemogelijkheidheel belangrijk.
De restauratie van het prachtig gelegen pand Amstel 87, nabij de Magere Brug. Is één van de meest zichtbare wapenfeiten die Stadsherstel in de binnenstad op haar naam kan schrijven. Het houtwerk werd in de hongerwinter van 1944 door omwonenden verwijderd en opgestookt, waardoor het pand uiteindelijk instortte. Tientallen jaren lag deze plek braak en verstoorde zij het stadsbeeld.
Groei van de organisatie en groot verlies
In notulen uit 1960 komen we ook de heer ir. N.E. Servatius tegen als adviseur. De heer Servatius was voor zijn pensionering werkzaam als hoofd van de bouwkundige afdeling van De Nederlandsche Bank en werd belast met de bouwkundige supervisie der restauraties. In de loop der jaren zal hij steeds meer taken waarnemen voor de directeur, die sinds 1962 herhaaldelijk afwezig is wegens ziekte en overspannenheid. Daarnaast wordt op 31 mei 1961 de maatschappij opgeschikt door een noodlottig verkeersongeval: Six van Hillegom komt samen met zijn vrouw bij een auto-ongeluk om het leven.
Het werd belangrijker om zoveel mogelijk panden aan te kopen, maar dit geschiedde tegen soms hoge prijzen. Later bleek ook dat het aantal restauraties niet evenredig was met het aantal aangekochte panden. Dit alles leidde tot een verslechterde relatie van Van Houten met zijn Raad.
Daarom Stadsherstel
In het jaar dat dit gat aan de Amstel weer werd gevuld, kocht de maatschappij ook Nieuwe Keizersgracht 37 en 39. Deze plek in de binnenstad vormt een goed voorbeeld van wat er met de stad gebeurd zou zijn als onder andere Stadsherstel niet was opgetreden. De bebouwing van de Weesperstraat werd in rap tempo gesloopt om brede verbindingswegen aan te leggen. Het contrast met de overgebleven bebouwing is goed zichtbaar op de hoek Nieuwe Keizersgracht / Weesperstraat waar de gemeente in 1966 een studentenflat van Herman Hertzberger laat verrijzen. De jonge architect heeft een duidelijke mening over de Amsterdamse binnenstad: Die huizen zijn natuurlijk wel mooi, maar er zitten ook heel wat speculaaspoppen tussen. Amsterdam is uniek om zijn structuur. De grachtengordel is groots. Daarom zijn doorbraken veel gevaarlijker dan af en toe een afbraak.
Financieel evenwicht terugbrengen in de organisatie
In 1963 werd oud-wethouder Publieke Werken G. van ’t Hull president-commissaris. Zijn eerste maatregel was om geen aankopen meer te doen en het financiële evenwicht terug te brengen in de organisatie, wat een succesvolle route zou blijken te zijn. Uiteindelijk wordt op 8 juli 1965 in de Raad van Commissarissen besloten Van Houten eervol ontslag te verlenen en hem via een non-actief regeling en een vervroegd pensioen te laten afvloeien. Servatius is in deze tijd nog steeds waarnemend directeur, maar een vervanger is reeds gevonden: de heer J.M. Hengeveld. Als afgestudeerd econoom was hij werkzaam bij de Koninklijke Papierfabrieken van Van Gelder Zonen. In de vergadering van 25 februari1966 wordt hij benoemd en begint een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis van Stadsherstel. Ondanks het moeizame begin stemt het resultaat tevreden: in de periode 1956-1966 zijn 12 totale en 14 partiële restauraties uitgevoerd. De maatschappij mag zich in 1966 de trotse eigenaar noemen van 84 monumentale panden in de binnenstad van Amsterdam. En daarmee had zij de doelstelling, die haar oprichters Brinkgreve en Van Saane in het memorandum 1955 hadden geformuleerd, daadwerkelijk gerealiseerd.
Deze bijdrage is gebaseerd op een artikel van M. Burkunk, ‘De eerste jaren van de maatschappij, 1956-1966’, 40 jaar behoud en beheer van de Amsterdamse binnenstad – Nieuwsbrief nr. 30, Amsterdam 1996.